ECLI:NL:OGEAC:2019:65

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
CUR201703306,CUR201703307 en CUR201703308
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van kosten eigen woning en hoofdverblijf in belastingzaken

In deze zaak, uitgesproken op 5 april 2019 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, staat de aftrekbaarheid van kosten van de eigen woning centraal. Belanghebbende, die in 2015 zijn hoofdverblijf in [plaats 1] had, had kosten opgevoerd voor hypotheekrente en verzekeringspremies als persoonlijke lasten in zijn belastingaangifte. De Inspecteur der Belastingen had deze kosten niet geaccepteerd, wat leidde tot bezwaar en beroep door belanghebbende. De feiten tonen aan dat belanghebbende samen met zijn levenspartner en kinderen in [plaats 1] woonde, terwijl hij ook ingeschreven stond op het adres van zijn overleden moeder in [plaats 2]. De Inspecteur betwistte dat [plaats 1] het hoofdverblijf was, maar het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden, waaronder bewijsstukken van nutsvoorzieningen en andere kosten, aantoonden dat [plaats 1] wel degelijk als hoofdverblijf diende te worden beschouwd. Het Gerecht oordeelde dat de opgevoerde kosten aftrekbaar zijn, en stelde het belastbaar inkomen en premie-inkomen vast op respectievelijk NAf 251.477 en NAf 259.636. De uitspraak benadrukt het belang van de centrale levensplaats van de belastingplichtige en de bewijsvoering die daarbij komt kijken.

Uitspraak

Uitspraak van 5 april 2019
BBZ nrs. CUR201703306,CUR201703307 en CUR201703308
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 21 juli 2017 voor het jaar 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting (IB) en premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 280.206 en een premie-inkomen van NAf 288.365.
1.2
Belanghebbende heeft op 11 augustus 2017 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar van 27 oktober 2017 heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 27 december 2017 in beroep gekomen. De Inspecteur heeft op 25 februari 2019 een verweerschrift ingediend.
1.4
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2019. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van, [Levenspartner] (zijn levenspartner) en [naam]. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. C en D.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is geboren op 28 augustus 1964 en is ongehuwd. Tot zijn huishouden behoort zijn levenspartner ( [Levenspartner] ), hun dochter (10 jaar) en het kind van zijn levenspartner.
2.2
Belanghebbende is eigenaar van een woonhuis te [plaats 1] . Ter zake van dit woonhuis heeft hij een hypothecaire lening. Hij heeft in zijn aangifte rente en kosten van deze lening opgevoerd als persoonlijke lasten.
2.3
Belanghebbende staat bij het bevolkingsregister en bij de belastingdienst ingeschreven op het adres [plaats 2], het adres van zijn overleden moeder. Dat is ook het adres dat belanghebbende in zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2015 heeft vermeld.
2.4
Tot de gedingstukken behoren onder andere:
- een rekeningoverzicht van het bedrijf ‘Aqualectra’. Uit het overzicht blijken de maandelijkse bedragen die aan belanghebbende voor water en elektra voor [plaats 1] in rekening zijn gebracht over de jaren 2010 tot en met 2017;
- een aantal facturen (jaren 2015 tot en met 2017) voor de schoonmaak van het zwembad van [plaats 1] . De facturen staan op naam van belanghebbende met het adres van [plaats 1] ;
- een kopie van zijn bewonerspas van [plaats 1] ;
- een overeenkomst waaruit blijkt dat belanghebbende in het jaar 2017 voor [plaats 1] een kabelaansluiting bij TDS op zijn naam heeft afgesloten.
2.5
In de aangifte is een belastbaar inkomen van NAf. 251.379 aangegeven. Het door belanghebbende in de aangifte opgevoerde bedrag aan persoonlijke lasten bestaat uit (in NAf):
(1) Hypotheekrente en aflopende risicoverzekering eigen woning 27.262
(2) Premies brand- en natuurrampenverzekering 1.467
(3) Rente en kosten van geldlening (consumptieve rente)
1.083+
Totaal opgevoerde bedrag aan persoonlijke lasten 29.812
2.6
Bij aanslagregeling is afgeweken van de aangifte. Het belastbaar inkomen van belanghebbende is vastgesteld op NAf. 280.206. Het opgevoerde bedrag aan kosten ter zake van [plaats 1] ten bedrage van (1) NAf. 27.262 en (2) NAf. 1.467 is daarbij niet geaccepteerd.
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
3.1
In geschil is of belanghebbende de opgevoerde kosten in verband met de eigen woning (NAf. 27.262 en NAf. 1.467) als persoonlijke lasten kan aftrekken van zijn inkomen. Daarbij is in het bijzonder in geschil of [plaats 1] als hoofdverblijf ter beschikking stond van belanghebbende. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2
Over de hoogte van het bedrag van deze kosten bestaat tussen partijen geen geschil.
3.3
Belanghebbende voert aan dat hij vanaf 2010 samen met zijn gezin te [plaats 1] woont en niet te [plaats 2]. Dat is het adres van zijn overleden moeder. Sinds het overlijden van zijn moeder in 2013 verblijft belanghebbende s ’avonds - op toerbeurt met zijn broer en zus - regelmatig in zijn ouderlijk huis om te voorkomen dat het daar wordt leeggeroofd. Ook zijn daar waakhonden die dagelijks gevoerd moeten worden. Dat hij te [plaats 1] woont en daar zijn hoofdverblijf heeft blijkt – aldus belanghebbende - uit de ingebrachte stukken (zie 2.4).
3.4
Volgens de Inspecteur is de woning te [plaats 1] niet het hoofdverblijf van belanghebbende. Belanghebbende houdt zowel bij de belastingdienst als bij de burgerlijke stand het adres [plaats 2] aan. Ten behoeve van de aanslagregeling heeft de terreindienst van de belastingdienst een bezoek gebracht aan [plaats 1] . Daar is de levenspartner van belanghebbende aangetroffen en zij heeft desgevraagd aan de ambtenaar van de terreindienst verklaard dat belanghebbende niet te [plaats 1] woont. Dat zij op dezelfde dag nog is teruggekomen op deze verklaring, acht de Inspecteur niet van belang. In dat verband heeft de Inspecteur verzocht om de levenspartner als getuige op te roepen en een verklaring te laten afleggen. De Inspecteur is van mening dat de aanslagen tot op de juiste bedragen zijn vastgesteld.
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
4.1.
Op grond van artikel 16 eerste lid, letter h Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) zijn als persoonlijke lasten aftrekbaar, kosten die verband houden met de eigen woning die de belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staan.
4.1.1
In artikel 16 eerste lid, letter h, ten eerste van de LIB is – voor zover van belang - vermeld dat rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning, aftrekbaar zijn.
4.1.2
In artikel 16 eerste lid, letter h, ten vierde van de LIB, is vermeld dat premies voor brand en natuurrampenverzekeringen voor de eigen woning – ook de eigen woningen die niet gelden als hoofdverblijf - aftrekbaar zijn.
4.2
Waar het hoofdverblijf van belanghebbende zich bevindt, wordt naar de omstandigheden van het geval beoordeeld. Het gaat daarbij om het antwoord op de vraag waar het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen, oftewel de centrale levensplaats van belanghebbende is gelegen.
4.3
Belanghebbende heeft onweersproken aangevoerd dat zijn huishouden uit vier personen (zijn levenspartner en twee kinderen) bestaat en dat hij geen andere huishouden er op nahoudt. Ook heeft hij onweersproken gesteld dat zijn gezin te [plaats 1] woont. Belanghebbende stelt samen met zijn gezin daar te wonen. Belanghebbende heeft een bewonerspas van [plaats 1] , bij de bedrijven waarvan hij de stukken heeft ingebracht staat hij geregistreerd op het adres van [plaats 1] en ook komen diverse kosten (waaronder de nutsvoorzieningen) aangaande [plaats 1] – zoals onweersproken door hem gesteld - voor zijn rekening. Gelet op het voorgaande heeft het Gerecht geen reden om aan te nemen dat hij niet samen met zijn gezin te [plaats 1] woont en dat zijn centrale levensplaats daar ligt. De omstandigheid dat belanghebbende nog op het adres van zijn ouderlijk huis staat ingeschreven maakt dit niet anders. Belanghebbende heeft over zijn (regelmatige) aanwezigheid op dat adres afdoende uitleg gegeven. Naar het Gerecht begrijpt heeft het bezoek van de terreindienst aan [plaats 1] bovendien in het jaar 2017 plaatsgevonden. Uit niets blijkt dat aan de levenspartner specifiek naar de woonplaats van belanghebbende in het jaar 2015 is gevraagd. Voorts is het voorstelbaar dat zijn levenspartner – zoals zij ter zitting heeft verklaard - mede gelet op de overvallen (in de buurt van) [naam resort] zich overrompeld voelde door het bezoek, en uit veiligheidsoverwegingen heeft gezegd dat belanghebbende daar niet woont. Nu [Levenspartner] ter zitting de vragen van het Gerecht heeft beantwoord, acht het Gerecht een getuigenverklaring – zoals de Inspecteur dat voorstaat – niet nodig.
4.4
Gelet op het voorgaande oordeelt het Gerecht dat het hoofdverblijf van belanghebbende in het onderhavige jaar zich op het adres van [plaats 1] bevond. De door belanghebbende opgevoerde kosten van de eigen woning NAf 28.729 (NAf. 27.262 en NAf. 1.467) zijn daarom aftrekbaar als persoonlijke lasten. Nu het vaststaat dat belanghebbende de eigenaar is van [plaats 1] , zijn de verzekeringspremies reeds om die reden (artikel 16, tweede lid, onderdeel h, ten vierde van de LIB in samenhang met artikel 4, vierde lid onder a van de LIB) aftrekbaar als persoonlijke lasten. Het belastbaar inkomen wordt vastgesteld op NAf 251.477 (NAf. 280.206 -/- NAf. 28.729). Het premie-inkomen wordt vastgesteld op NAf. 259.636 (NAf 288.365 -/- 28.729).

5.PROCESKOSTENVERGOEDING

5.1
Het Gerecht acht geen aanleiding aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten daar niet is gebleken van kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand.
5.2
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2015 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2015;
  • vermindert de aanslag IB tot een belastbaar inkomen van NAf 251.477;
  • vermindert de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ tot een premie-inkomen van NAf. 259.636;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2019, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500