ECLI:NL:OGEAC:2020:312

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
CUR202000494 t/m CUR202000496
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van premie-inkomen door de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had een belastbaar inkomen van nihil aangegeven voor het jaar 2017, terwijl de Inspecteur het premie-inkomen had vastgesteld op NAf 18.000. De belanghebbende betwistte deze vaststelling en voerde aan dat het bedrag aan alimentatie dat zij ontving voor haar dochter niet als inkomen moest worden beschouwd. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet geslaagd was in zijn bewijslast, aangezien de enkele stelling dat het inkomen op basis van informatie van het CBS moest worden vastgesteld op NAf 18.000 onvoldoende was. Het Gerecht concludeerde dat de aanslagen tot nihil moesten worden verminderd en dat de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de bewijslastverdeling in belastingzaken en de noodzaak voor de Inspecteur om feiten aannemelijk te maken die de vaststelling van het premie-inkomen rechtvaardigen.

Uitspraak

Uitspraak van 30 december 2020
BBZ nrs. CUR202000494 t/m CUR202000496
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 9 augustus 2019 aanslagen premie AVBZ, premies AOV/AWW en premie BVZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 18.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 7 oktober 2019 daartegen bezwaren gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 december 2019 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 12 februari 2020 beroepen ingesteld. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 13 november 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A] van het kantoor [M] Belastingconsulenten. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter vanuit het gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding.

2.FEITEN

2.1
Het huishouden van belanghebbende bestaat uit twee personen, te weten belanghebbende en haar minderjarige dochter. Belanghebbende heeft in 2017 van de vader van haar dochter een bedrag van NAf 5.400 (NAf 450 per maand) aan alimentatie voor de dochter ontvangen. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van het vonnis van de rechter van 12 maart 2015 strekkende tot het vaststellen van de alimentatiebijdrage.
2.2
Belanghebbende heeft op 22 maart 2019 aangifte inkomstenbelasting 2017 ingediend. Belanghebbende heeft een belastbaar inkomen aangegeven van nihil. De Inspecteur heeft het premie-inkomen voor 2017 vastgesteld op NAf 18.000.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of het premie-inkomen tot een juist bedrag is vastgesteld. Deze vraag wordt door belanghebbende ontkennend beantwoord en door de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen tot nihil. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat het bedrag aan alimentatiebijdrage aan de dochter van belanghebbende van NAf 5.400 ingevolge artikel 8, onderdeel a van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) niet als inkomen wordt beschouwd. Dat belanghebbende dit bedrag niet als inkomen heeft aangegeven is daarom juist.
4.2
De Inspecteur heeft in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verhoging van de verschuldigde belasting of premieheffing leiden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat de Inspecteur, die meent dat belanghebbende NAf 18.000 aan inkomen heeft genoten, daarvan de bewijslast draagt. Hij dient dus feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat voormeld bedrag als premie-inkomen moet worden vastgesteld. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door de Inspecteur gestelde, dit ten nadele werkt van de Inspecteur.
4.3
De Inspecteur heeft het inkomen van belanghebbende op basis van intern beleid vastgesteld op NAf 18.000. Volgens de Inspecteur kan het inkomen niet lager worden vastgesteld omdat moet worden aangenomen dat dit het minimum inkomen is dat een huishouden van een ouder en een kind nodig heeft om te kunnen leven. Dit bestaansminimum is vastgesteld op basis van informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS). Het Gerecht acht de Inspecteur niet geslaagd in zijn bewijslast. De enkele stelling dat het inkomen op basis van informatie van het CBS moet worden vastgesteld op NAf 18.000 is daartoe onvoldoende. Het Gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.4
Belanghebbende bestrijdt de hoogte van voornoemd minimuminkomen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het bedrag aan bijstandsuitkering in Curaçao voor haar gezinssituatie minder dan NAf 400 per maand bedraagt. Zij heeft voorts verklaard dat zij met de alimentatiebijdrage van NAf 450 en gelden afkomstig van een in 2013 ontvangen ontslagvergoeding, in haar levensonderhoud (en die van haar dochter) heeft kunnen voorzien.
4.5.
Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Het Gerecht sluit voor de proceskostenvergoeding aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL: OGHACMB: 2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf. 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen op de zittingen, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.2
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, vijfde lid van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslagen tot nihil;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op
30 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500