ECLI:NL:OGEAC:2020:308

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
CUR201902971 t/m CUR201902974
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen belastingaanslagen onroerendezaakbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 december 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep ingesteld door een belanghebbende tegen belastingaanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 tot en met 2017. De belanghebbende had geen bezwaarschrift ingediend bij de Inspecteur der Belastingen binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet, zoals vereist door artikel 29, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). De belastinggriffie had de belanghebbende eerder verzocht om een afschrift van het bezwaarschrift te overleggen, maar dit was niet gedaan. In plaats van bezwaar te maken, had de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerecht, wat leidde tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk was in haar beroep.

De zitting vond plaats op 27 november 2020, waarbij de belanghebbende niet verscheen. De rechter leidde de zitting via videoverbinding vanuit Aruba. Het Gerecht overwoog dat, hoewel het beroepschrift van de belanghebbende eigenlijk doorgestuurd had moeten worden naar de Inspecteur als bezwaarschrift, dit om redenen van proces-economie niet werd gedaan. De uitspraak benadrukte dat de belanghebbende niet in staat was om de termijnoverschrijding te verantwoorden, waardoor de beroepen tegen de aanslagen OZB voor de jaren 2015, 2016 en 2017 ook niet-ontvankelijk werden verklaard. Het Gerecht besloot geen proceskosten of griffierecht te vergoeden en verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Uitspraak van 18 december 2020
BBZ nrs. CUR201902971 t/m CUR201902974
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak [adres], kavel [00] (hierna: de onroerende zaak) aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegd naar een waarde van NAf 1.500.000.
1.2
Bij schrijven van 21 augustus 2019 heeft belanghebbende beroepen ingesteld bij het Gerecht. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.3
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2020 te Willemstad. Belanghebbende is zonder bericht niet verschenen. De belastinggriffie van het Gerecht heeft bij brief van 28 oktober 2020 belanghebbende uitgenodigd voor de zitting. Deze brief is gestuurd naar het adres dat belanghebbende in haar beroepschrift als haar correspondentieadres heeft vermeld. Het Gerecht gaat daarom ervan uit dat belanghebbende de uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter vanuit het gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding.

2.OVERWEGINGEN

2.1
In artikel 29, lid 1 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.2
In artikel 31, lid 1 ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak op zijn bezwaarschrift, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De Inspecteur heeft verklaard dat de Inspectie der Belastingen geen bezwaarschrift van belanghebbende heeft ontvangen. In de beroepsfase is ook niet gebleken dat belanghebbende wel een bezwaarschrift bij de belastingdienst heeft ingediend. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking dat de belastinggriffie bij schrijven van 30 augustus 2019 aan belanghebbende heeft verzocht om een afschrift van het bezwaarschrift te overleggen, en dat zij dit niet heeft gedaan. Belanghebbende heeft in plaats van bezwaar te maken bij de Inspecteur, beroep ingesteld bij het Gerecht. Dat betekent dat zij niet-ontvankelijk is in haar beroep (vgl. GEA Aruba 1 juli 2020, ECLI:NL:OGEAA:2020:276).
2.4
Het Gerecht zou het beroepschrift van belanghebbende eigenlijk moeten doorsturen naar de Inspecteur ter verdere behandeling als bezwaarschrift, maar zal daar in dit geval om redenen van proces-economie van afzien (vgl. GEA Curaçao 13 juni 2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:66). Het Gerecht overweegt daarbij als volgt.
Aanslag OZB 2014
2.5
Ingevolge artikel 29, lid 1, ALL kan degene die bezwaar heeft tegen een opgelegde aanslag binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur. De dagtekening van de aanslag OZB voor het jaar 2014 is 12 november 2018. Gelet op de datum van binnenkomst van het als bezwaarschrift aan te merken beroepschrift stelt het Gerecht vast dat deze niet is ingediend binnen de termijn van twee maanden na dagtekening van de aanslag.
2.6
Indien het bezwaarschrift te laat is ingediend dan blijft niet-ontvankelijk verklaring achterwege indien sprake is van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Zulke feiten of omstandigheden zijn gesteld noch gebleken zodat het Gerecht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar acht. Dat betekent dat het bezwaar niet-ontvankelijk zou zijn. Dit geldt eveneens voor de bezwaren tegen de overige aanslagen OZB (zie hierna). Doorsturen van het beroepschrift naar de Inspecteur heeft dan geen zin.
Aanslagen OZB 2015, 2016 en 2017
2.7
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit betekent dat in het tijdvak 2014-2018 alleen bezwaar tegen de vastgestelde waarde mogelijk is over het jaar 2014. De beroepen van belanghebbende die zien op de jaren 2015, 2016 en 2017 zijn gericht tegen de waarde van de onroerende zaak. Deze bezwaren zouden daarom niet-ontvankelijk zijn. Doorsturen van de beroepschriften naar de Inspecteur heeft dan geen zin.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding voor de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 18 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500