Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
4.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 december 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep ingesteld door een belanghebbende tegen belastingaanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 tot en met 2017. De belanghebbende had geen bezwaarschrift ingediend bij de Inspecteur der Belastingen binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet, zoals vereist door artikel 29, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). De belastinggriffie had de belanghebbende eerder verzocht om een afschrift van het bezwaarschrift te overleggen, maar dit was niet gedaan. In plaats van bezwaar te maken, had de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerecht, wat leidde tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk was in haar beroep.
De zitting vond plaats op 27 november 2020, waarbij de belanghebbende niet verscheen. De rechter leidde de zitting via videoverbinding vanuit Aruba. Het Gerecht overwoog dat, hoewel het beroepschrift van de belanghebbende eigenlijk doorgestuurd had moeten worden naar de Inspecteur als bezwaarschrift, dit om redenen van proces-economie niet werd gedaan. De uitspraak benadrukte dat de belanghebbende niet in staat was om de termijnoverschrijding te verantwoorden, waardoor de beroepen tegen de aanslagen OZB voor de jaren 2015, 2016 en 2017 ook niet-ontvankelijk werden verklaard. Het Gerecht besloot geen proceskosten of griffierecht te vergoeden en verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk.