ECLI:NL:OGEAC:2020:284

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
CUR202000068
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting 2016 en aftrek betaalde premies AOV/AWW

In deze zaak heeft belanghebbende, een tandarts te Curaçao, beroep ingesteld tegen de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2016. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van NAf 185.865, waarbij de betaalde premies AOV/AWW niet in aftrek waren gebracht. Belanghebbende had in zijn aangifte een belastbaar inkomen van NAf 152.093 aangegeven, na aftrek van de betaalde premies AOV/AWW van NAf 33.772. De Inspecteur handhaafde de aanslag en belanghebbende maakte bezwaar, waarna het beroep bij het Gerecht werd ingesteld. Tijdens de zitting op 29 oktober 2020 werd door de Inspecteur een nieuw standpunt ingenomen, waarbij de aanslag verlaagd zou moeten worden tot NAf 154.281, rekening houdend met de betaalde premies.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat belanghebbende in totaal NAf 33.768 aan premies AOV/AWW heeft betaald, waarvan NAf 2.184 is afgeboekt op de aanslag inkomstenbelasting 2014. Dit leidde tot de conclusie dat het belastbaar inkomen voor de aanslag inkomstenbelasting 2016 moet worden vastgesteld op NAf 154.281. Het beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de aanslag werd verlaagd. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

De uitspraak is gedaan op 2 december 2020 door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. S.C.M.J. Bucx. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 2 december 2020
BBZ nr. CUR202000068
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 1 december 2017 een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 185.865.
1.2
Belanghebbende heeft op 18 januari 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2019 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 13 januari 2020 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020 te Willemstad. Belanghebbende is vertegenwoordigd door [A] van [X] belastingadviseurs. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. De Inspecteur heeft ter zitting stukken ingebracht.
1.6
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn op 17 november 2020 nadere stukken van belanghebbende bij het Gerecht binnengekomen. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende oefent het beroep van tandarts uit in de vorm van een eenmanszaak.
2.2
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2016 het volgende aangegeven:
Opbrengt uit onderneming
NAf 181.794
Rente buitenlandse spaartegoeden
4.071
Premie inkomen
185.865
Betaalde premie AOV/AWW
-/- 33.772
Belastbaar inkomen
NAf 152.093
2.3
Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2016 heeft de Inspecteur de aftrek van betaalde premie AOV/AWW gecorrigeerd en de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen van NAf 185.865.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur bij de aanslag inkomstenbelasting 2016 terecht geen rekening heeft gehouden met de betaalde premie AOV/AWW.
3.2
De Inspecteur heeft ter zitting het nadere standpunt ingenomen dat de aanslag moet worden verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 154.281.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Ter zitting heeft de Inspecteur aan de hand van overgelegde stukken toegelicht dat belanghebbende op 7 juli 2016 een bedrag van NAf 13.746 heeft betaald dat door de ontvanger volledig is afgeboekt op de aanslag premie AOV/AWW 2014, en dat belanghebbende op 19 juli 2016 een betaling van NAf 20.022 heeft gedaan die door de ontvanger voor een bedrag van NAf 17.838 is afgeboekt op (voorlopige) aanslagen premie AOV/AWW en voor een bedrag van NAf 2.184 op de aanslag inkomstenbelasting 2014. Dit is schematisch als volgt weer te geven:
Betaling
7 juli 2016
19 juli 2016
Aanslag AOV/AWW 2013
14.144
14.144
Aanslag AOV/AWW 2014
13.746
814
14.56
Voorlopige aanslag AOV/AWW 2015
1.44
1.44
Voorlopige aanslag AOV/AWW 2016
1.44
1.44
Aanslag IB 2014
2.184
2.184
Totaal
13.746
20.022
33.768
4.2
Het vorenstaande brengt mee dat belanghebbende in 2016 in totaal NAf 33.768 minus NAf 2.184, ofwel een bedrag van NAf 31.584 heeft betaald ter zake van premies AOV/AWW. Het belastbaar inkomen voor de aanslag inkomstenbelasting 2016 dient dan ook overeenkomstig het standpunt van de Inspecteur vastgesteld te worden op NAf 185.865 minus NAf 31.584, ofwel op een bedrag van NAf 154.281.
4.3
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Kosten beroepsfase
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2016 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 154.281;
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 2 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500