ECLI:NL:OGEAC:2020:233

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201803955, CUR201803956 en CUR201803957
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van studiekosten voor kinderen die in Nederland studeren

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, woonachtig in Curaçao, in geschil was met de Inspecteur der Belastingen over de aftrekbaarheid van studiekosten voor zijn kinderen die in Nederland studeren. Belanghebbende had aanslagen in de inkomstenbelasting en premies opgelegd gekregen en had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. De Inspecteur had de bezwaren afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 30 januari 2020 werd het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven om in overleg te treden. Na de zitting zijn er aanvullende stukken ingediend door beide partijen. Het Gerecht heeft vervolgens de studiekosten beoordeeld, waaronder kosten voor lesmateriaal, werkkleding, en ticketkosten voor internationaal vervoer. Het Gerecht oordeelde dat de kosten voor verplicht lesmateriaal, zoals werkkleding en ticketkosten voor de zoon, aftrekbaar zijn, terwijl de ticketkosten van de dochter niet aftrekbaar zijn omdat deze niet in het kader van een verplichte studiereis waren gemaakt. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep gegrond verklaard en de aanslagen verminderd, waarbij het belastbaar inkomen en premie-inkomen zijn vastgesteld op respectievelijk NAf 139.981 en NAf 142.031. Tevens is de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 7 oktober 2020
BBZ nrs. CUR201803955, CUR201803956 en CUR201803957
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 2 juni 2017 en 3 juli 2017 voor het jaar 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 144.583 en een premie- inkomen van NAf 146.633.
1.2
Belanghebbende is op 2 augustus 2017 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 september 2018 de bezwaren afgewezen en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 23 november 2018 in beroep gekomen. Belanghebbende heeft daartoe een bedrag aan griffierecht betaald van NAf. 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 17 januari 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen samen met zijn echtgenote [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].
1.7
De zitting is geschorst om partijen de gelegenheid te geven om in overleg te treden.
1.8
De Inspecteur heeft op 23 juni 2020 een nader stuk ingediend. Belanghebbende heeft op 24 augustus 2020 een nader stuk ingediend.
1.9
De zitting is hervat op 26 augustus 2020 te Willemstad. Aldaar is belanghebbende samen met zijn echtgenote verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter en de griffier waren aanwezig op het Gerecht in Aruba en hadden een videoverbinding met het Gerecht in Curaçao. Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten.
1.1
Het Gerecht heeft aan belanghebbende verzocht om binnen drie weken na de zitting (andere) bankafschriften die betrekking hebben op de betaling van studiekosten van de zoon over te leggen. Belanghebbende heeft na de zitting (8 september 2020) bankafschriften overgelegd. Daarbij zijn ook andere stukken gevoegd. Deze stukken zijn buiten beschouwing gelaten. Dit geldt eveneens voor het e-mailbericht van 24 september 2020.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn woonachtig in Curaçao. Hij heeft een zoon [FS] (geboren op 10 januari 1994) en een dochter [NS] (geboren op 23 april 1996). Beide kinderen studeren in Nederland. De zoon heeft in 2015 een horeca-opleiding gevolgd bij Rooi Pannen in Tilburg. Na de afronding van deze opleiding (1e helft van het jaar) is hij begonnen met de opleiding Koopvaardij Officier bij Scheepvaart en Transport College in Rotterdam. Beide opleidingen zijn MBO-opleidingen. De dochter heeft in het onderhavige jaar 2015 een opleiding gevolgd bij de Hogeschool van Amsterdam (HBO).
2.2
Belanghebbende heeft op 13 januari 2017 de aangifte inkomstenbelasting ingediend. Daarin zijn studiekosten opgevoerd ten bedrage van NAf 18.859. In beroepsfase zijn de volgende kosten opgevoerd.
2.3.1
Overzicht studiekosten van de zoon:
Bedrag
1. Laptop
750
2. Werkschoenen
107,31
3. Werkkleding
326,60
4. Autohuur i.v.m. kookexamen
135,93
5. Factuur schoolgeld Rooipannen
1.348,07
6. Schoolboeken
314,05
7. Zeevaartkeuring
179,25
8. Lesgeld Scheepvaart en Transport College
744,64
9. Leermiddelen, overige bijdrage excursies,
Introductiedag Scheepvaart en Transport College
537,29
10. Schoolmaterialen van Dijk
82,95
11. Schoolmaterialen van Dijk
966,68
12. V&D schoolmaterialen
43,77
13. De Jong vakkleding, veiligheidsschoenen
111,50
14. De Jong vakkleding, overall
128,38
15. Ticketkosten
2.810,70
Totaal
NAf 8.587
2.3.2
Overzicht studiekosten van de dochter:
Bedrag
1. Collegegeld Hogeschool van Amsterdam
3.794,35
2. Studystore, schoolboeken
245,85
3. Studystore schoolboeken
383,38
4. Boek digitale Systemen
57,28
5. Ticketkosten
2.026,55
Totaal
NAf 6.507
2.4
De zoon heeft in het onderhavige jaar studiefinanciering genoten van de Dienst uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) voor een bedrag van NAf 6.115. De dochter heeft ook van de DUO studiefinanciering genoten voor een bedrag van NAf 13.118.
2.5
De ticketkosten van de zoon hebben betrekking op een retourvlucht van Amsterdam- naar Curaçao (periode 12 december 2015 - 4 januari 2016). De ticketkosten van de dochter hebben betrekking op een retourvlucht (Amsterdam – Panama) in verband met haar vakantie aldaar (periode 15 augustus 2015 - 23 augustus 2015).

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van buitengewone lasten ten bedrage van NAf 15.051 (NAf 8.544 +/+ NAf 6.507) wegens op hem drukkende uitgaven voor studiekosten van de studerende kinderen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.2
Partijen zijn het erover eens geworden dat het bedrag van NAf 43,77 (post 12 overzicht studiekosten zoon) niet aftrekbaar is. Ook zijn partijen het over eens dat de posten 1 tot en met 4 van het overzicht studiekosten van de dochter, zuivere studiekosten betreffen.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Wettelijke regeling

4.1
Ingevolge artikel 16A, lid 1, aanhef en letter e, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna LIB) zijn als buitengewone lasten aftrekbaar de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van een studie voor eigen kinderen tot een bedrag van ten hoogste NAf 10.000 per kind.
4.2
Op grond van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB worden tot de buitengewone lasten ter zake van (zuivere) studiekosten uitsluitend gerekend i) school- of collegegeld, ii) kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal, niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, lid 2, letter a, LvIB, alsmede iii) kosten van internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind. Deze zogenoemde zuivere studiekosten zijn slechts aftrekbaar voor zover ze op de belastingplichtige drukken.
4.3
In artikel 9C, lid 2, letter a, LIB zijn de volgende voorwerpen vermeld:
“muziekinstrumenten, geluidsapparatuur, gereedschap, tekstverwerkers, schrijf- en rekenmachines, computers, faxmachines, appratuur voor telefoongesprekken, andere dergelijke apparatuur, alsmede beeldapparatuur: (…)”
4.4
De studiekosten drukken in het jaar waarin zij betaald zijn, ongeacht of die betaling geschiedt uit eigen middelen of uit middelen die via een lening ter beschikking zijn gekomen (vgl. GEA Curaçao 26 mei 2016, ECLI:NL: OGEAC:2016:29). Indien de studiefinanciering van de kinderen in onderhavige jaar is aangewend voor de betaling van de studiekosten, betekent dit dat deze uitgaven – voor dat deel - niet op belanghebbende hebben gedrukt in de zin van artikel 16A LIB (vgl. GEA Curaçao 27 juni 2018, OGEAC:2018:144).
4.5
De Belastingdienst voert een beleid op grond waarvan een studiebeurs of een studielening die wordt genoten door een in het buitenland studerend kind aan een MBO-instelling respectievelijk een HBO-instelling of universiteit, voor 20% respectievelijk 25% geacht wordt betrekking te hebben op de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal) (vgl. GEA Curaçao 22 januari 2020, OGEAC: 2020:19).
4.6
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat zij voldoet aan de vereisten voor aftrek van de studiekosten. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende. Hierna zal het Gerecht eerst de ticketkosten behandelen en daarna de overige studiekosten.
Ticketkosten
4.7
Tussen partijen is niet in geschil dat de ticketkosten van de dochter en van de zoon op belanghebbende hebben gedrukt. De Inspecteur bestrijdt echter dat de ticketkosten studiekosten zijn.
4.7.1
Blijkens de tekst van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB zijn als studiekosten aftrekbaar de kosten van internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind.
4.7.2
In de memorie van toelichting (PB 2000, nr. 76, p. 20) is daarover het volgende opgemerkt:
“In het nieuwe derde lid worden enkele beperkingen gesteld aan de kosten van studie. Deze kosten worden, zo blijkt uit het vierde lid, in aanmerking genomen zonder drempel, met name gelet op het maatschappelijk belang op grond waarvan studie van belastingplichtigen voor verbetering van de maatschappelijke positie krachtig ondersteund moet worden. Wel wordt daarbij de beperking aangebracht dat de aftrek slechts geldt voor zuivere studiekosten, dus niet langer voor vervoer, studeerkamer en dergelijke. Slechts de kosten van studieboeken, college- of schoolgeld en verplicht studiemateriaal zijn aftrekbaar, inclusief voor het elders studerende kind één overtocht per jaar.”
4.7.3
Blijkens deze toelichting is het kennelijk de bedoeling van de wetgever dat de kosten van internationaal vervoer aftrekbaar zijn voor het elders studerende kind. Dit geldt onder meer voor de overtochtkosten van het land van studie naar Curaçao. Ook ticketkosten van studerende kinderen die in het kader van hun studie een verplichte studiereis moeten maken, zijn aftrekbaar (vgl. GEA Curaçao 15 april 2019, ECLI:NL: OGEAC:2019:77). Gelet op het voorgaande zijn de ticketkosten van de zoon als studiekosten aftrekbaar. De ticketkosten (retour Amsterdam-Panama) van de dochter zijn niet gemaakt in het kader van een verplichte studiereis en zijn daarom niet aftrekbaar.
Overige studiekosten zoon
4.8.1
De Inspecteur stelt dat alleen de kosten vermeld in 5, 6, 8 10,11 van het overzicht 2.3.1 (een totaalbedrag van NAf 3.456) als zuivere studiekosten gelden. De kosten van de laptop zijn ingevolge de wettelijke bepaling uitgesloten. De kosten voor werkkleding en schoenen, autohuur, zeevaartkeuring, en de kosten vermeld onder 9 van het overzicht in 2.3.1 zijn geen verplicht lesmateriaal en kunnen niet als zuivere studiekosten gelden, aldus de Inspecteur. De studiefinanciering bedraagt NAf 6.115. Op basis van beleid van de Belastingdienst heeft 20% van NAf. 6.115 (NAf 1.223) betrekking op de zuivere studiekosten. In beginsel is een bedrag van NAf 3.456 minus NAf 1.223 = NAf 2.233 aftrekbaar. Belanghebbende heeft volgens de Inspecteur echter niet aangetoond dat deze studiekosten voor zijn rekening zijn gekomen.
4.8.2
Eerst zal worden ingegaan op de vraag of ook de andere kosten (overzicht 2.3.1) moeten worden aangemerkt als verplicht lesmateriaal in de zin van artikel 16A, lid 3 van de LIB. Het Gerecht oordeelt dat gelet op de tekst van de wet, werkkleding en werkschoenen moeten worden aangemerkt als lesmateriaal. Dit zijn immers voorwerpen die voor het volgen van de opleiding benodigd zijn. Belanghebbende heeft voorts aannemelijk gemaakt dat een ‘overall en werkschoenen’ (post 13 en 14) voor de scheepvaart opleiding
verplichtzijn gesteld. Hierbij wordt verwezen naar het overgelegde overzicht ‘indicatie onderwijsbijdrage maritiem officer’. De posten 2 en 3 (werkkleding en werkschoenen voor de horeca-opleiding) gelden ook als lesmateriaal, maar dat zij voor de opleiding verplicht zijn gesteld, heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Van de overige (niet door de Inspecteur geaccepteerde) kosten kan niet worden gezegd dat zij dienen te gelden als verplicht lesmateriaal. Uit het voorgaande volgt dat de posten 5, 6, 8 10,11, 13 en 14 als zuivere studiekosten gelden.
4.8.3
De zuivere studiekosten zijn enkel aftrekbaar als zij ook op belanghebbende hebben gedrukt. De bewijslast daarvan rust op belanghebbende. Met hetgeen belanghebbende heeft ingebracht is hij slechts voor een bedrag van NAf 592 (€ 300 x 1.9752) geslaagd in zijn bewijslast. Hij heeft niet inzichtelijk gemaakt dat meer kosten op hem hebben gedrukt. Aan studiekosten voor de zoon is derhalve een bedrag van NAf 592 aftrekbaar.
Overige studiekosten dochter
4.9
Niet in geschil is dat de zuivere studiekosten van de dochter NAf 4.479 bedragen. Op basis van beleid van de Belastingdienst heeft 25% van de studiefinanciering, derhalve NAf 3.279 (25% x NAf 13.118) betrekking op de zuivere studiekosten. In beginsel is derhalve aftrekbaar een bedrag van NAf 1.200 (NAf 4.479 -/- NAf 3.279). De Inspecteur acht aannemelijk dat een bedrag van NAf 4.109 aan studiekosten voor rekening is gekomen van belanghebbende. Aan studiekosten voor de dochter is derhalve een bedrag van NAf 1.200 aftrekbaar.
Slotsom
4.1
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De aftrekbare studiekosten bedragen NAf 4.602 (NAf 2.810 (ticketkosten zoon) +/+ NAf 592 (overige studiekosten zoon) +/+ NAf 1.200 (overige studiekosten dochter)). Het belastbaar inkomen wordt vastgesteld op NAf 139.981 (NAf 144.583 -/- NAf 4.602). Het premie-inkomen wordt vastgesteld op NAf 142.031 (NAf 146.633 -/- NAf 4.602).
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
5.1
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.2
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van kopie kosten (NAf 15,45) voor documenten die hij in de beroepsfase wederom aan de Belastingdienst heeft moeten verstrekken.
5.3
In artikel 1 van het Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn:
“a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht;
c. reis en verblijfkosten van een partij;
d. verletkosten van een partij; en
e. kosten van uittreksels uit openbare registers, interinsulaire en internationale telefaxen, interinsulaire en internationale telefoongesprekken alsmede telegrammen”.
5.4
De kopie kosten zijn niet te scharen onder de hiervoor vermelde kosten. Van andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is voorts niet gebleken. Het Gerecht ziet daarom geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.
5.5
De Inspecteur dient op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslag inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van NAf 139.981;
  • vermindert de aanslagen premie AOV/AWW en AVBZ naar een premie-inkomen van NAf 142.031;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken op 7 oktober 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500