ECLI:NL:OGEAC:2020:226

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201903859 en CUR201903860
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en bron van inkomen bij een eenmanszaak met verliesgevende activiteiten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een lerares, had inkomsten uit dienstbetrekking en daarnaast een eenmanszaak waarin zij verliesgevende dansactiviteiten organiseerde. De Inspecteur had aanslagen in de inkomstenbelasting en premies opgelegd voor de jaren 2015 en 2016, die door de belanghebbende werden betwist. De belanghebbende stelde dat zij geen winst had gemaakt met haar onderneming, maar verliezen had geleden, en dat de aanslagen onterecht waren opgelegd.

Het Gerecht beoordeelde de ontvankelijkheid van het bezwaar van de belanghebbende en concludeerde dat dit terecht was ingediend. Vervolgens werd de vraag behandeld of de activiteiten van de belanghebbende als een bron van inkomen konden worden aangemerkt. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor het hebben van een bron van inkomen, omdat er geen oogmerk was om voordeel te behalen en het behalen van voordeel redelijkerwijs niet te verwachten was. De kosten van de activiteiten waren hoger dan de opbrengsten, wat leidde tot verlies.

Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verminderde de aanslagen inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van NAf 53.763 voor 2015 en NAf 52.023 voor 2016. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en diende het betaalde griffierecht te worden vergoed. Deze uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van belastingaanslagen en de vereisten voor het bestaan van een bron van inkomen.

Uitspraak

Uitspraak van 2 oktober 2020
BBZ nrs. CUR201903859 en CUR201903860
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], woonachtig in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 2 juni 2017 en 3 juli 2017 voor het jaar 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 64.082 en een premie-inkomen van NAf 67.262.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 6 april 2018 voor het jaar 2016 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 64.766, een premie-inkomen van NAf 68.517 (AOV/AWW en AVBZ) en NAf 72.182 (BVZ).
1.3
Belanghebbende is op 24 juli 2017 in bezwaar gekomen tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2015. Op 11 mei 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2016.
1.4
De Inspecteur heeft op 16 augustus 2019 het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2015 en premies niet-ontvankelijk verklaard. De aanslagen zijn gehandhaafd. Op 16 augustus 2016 heeft de Inspecteur voor het jaar 2016 uitspraak gedaan en de aanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende is op 16 oktober 2019 in beroep gekomen. Belanghebbende heeft daartoe een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 16 juni 2020 een verweerschrift ingediend.
1.7
Op 14 augustus 2020 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn ook naar de wederpartij gestuurd.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020 te Willemstad. Aldaar is belanghebbende verschenen samen met haar gemachtigde [A] en namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter en de griffier waren aanwezig op het Gerecht in Aruba en hadden een videoverbinding met het Gerecht in Curaçao.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende geniet inkomsten uit dienstbetrekking als lerares op een VSBO-school in Curaçao. Belanghebbende is van 1 november 2015 tot 20 december 2017 ingeschreven geweest in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) van Curaçao als eigenaar van de eenmanszaak ‘[MD]’. Als bedrijfsomschrijving van de eenmanszaak is in het handelsregister vermeld: ‘Het geven van workshops. Het zich bezighouden met kunst, sport en recreatie o.a. dansshows’.
2015
2.2
Voor het jaar 2015 heeft belanghebbende een belastbaar inkomen aangegeven van NAf 44.535. Als opbrengst uit arbeid is een bedrag van NAf 58.644 aangegeven en als opbrengst uit onderneming een bedrag van NAf 10.319. Als bijlage bij de aangifte heeft belanghebbende een overzicht van inkomsten en uitgaven van haar onderneming gevoegd. Het overzicht heeft betrekking op het event ‘[MD] December 2015’. Volgens het overzicht bedragen de kosten van het event NAf 33.504. Deze kosten zijn niet in mindering gebracht van de opbrengsten.
2.3
De Inspecteur heeft voor wat betreft de inkomsten de aangifte gevolgd. Echter zijn bepaalde opgevoerde kosten en de opgevoerde compensabele verliezen gecorrigeerd. De aanslagen zijn vastgesteld naar een belastbaar inkomen van NAf 64.082 en een premie-inkomen van NAf 67.262.
2016
2.4
Voor het jaar 2016 heeft belanghebbende een belastbaar inkomen van NAf 64.653 aangegeven. Als opbrengst uit arbeid is een bedrag van NAf 59.439 aangegeven en als opbrengst uit onderneming een bedrag van NAf 12.743. Als bijlage heeft belanghebbende een overzicht gevoegd van de inkomsten en uitgaven van haar onderneming (het event ‘[MD] December 2016’). Volgens het overzicht bedragen de kosten van het event NAf 29.625. Deze kosten zijn niet in mindering gebracht van de opbrengsten.
2.5
De Inspecteur heeft voor wat betreft de inkomsten de aangifte gevolgd. De opgevoerde kostenpost ‘weknemersdeel AOV/AWW’ is gecorrigeerd.
2.6
In haar bezwaarschrift van 24 juli 2017 heeft belanghebbende vermeld dat zij bij het invullen van haar aangiften een fout heeft gemaakt. Zij heeft helemaal geen winst gemaakt met haar onderneming maar verliezen. Zij verwijst daarbij naar de bij de aangifte gevoegde bijlagen. Om die reden dient volgens haar het belastbaar inkomen te worden vastgesteld zonder rekening te houden met de opbrengst uit onderneming. In haar bezwaarschrift vermeldt belanghebbende dat het inkomen voor 2015 moet zijn: de inkomsten uit dienstbetrekking -/- NAf 10.319. Voor 2016 moet het inkomen zijn: de inkomsten uit dienstbetrekking -/- NAf 12.743.
2.7
Belanghebbende heeft op 11 mei 2018 opnieuw aangiftebiljetten (2015 en 2016) ingediend. In de aangiftebiljetten is de opbrengst uit onderneming becijferd op NAf 24.540 negatief (2015) en NAf 21.159 negatief (2016).
2.8
In een brief van 27 december 2017 bericht belanghebbende de Ontvanger dat haar eenmanszaak niet meer bestaat en dat zij ermee is opgehouden omdat zij geen een keer winst heeft kunnen maken, alleen verliezen.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of de winst uit onderneming juist is berekend. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Met betrekking tot de overige correcties bestaat tussen partijen geen geschil.
3.3
Belanghebbende stelt dat zij een onderneming drijft, maar dat zij een fout heeft gemaakt in de aangiften. Zij heeft geen positieve opbrengsten uit onderneming genoten maar verliezen.
3.4
De Inspecteur stelt – samengevat – dat het activiteit (het organiseren van het event van december 2015 en het event van december 2016) niet kwalificeert als een bron van inkomen. Niet wordt voldaan aan de voorwaarden die volgens vaste jurisprudentie vereist zijn om daarvan te kunnen spreken. Zo was, aldus de Inspecteur, met de activiteiten redelijkerwijs geen voordeel te verwachten. Indien wel sprake is van een onderneming, is de stelling van de Inspecteur dat de kosten ter zake van de events niet met bewijsstukken zijn gestaafd en om die reden niet worden geaccepteerd.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Alvorens inhoudelijk in te gaan op de zaken zal het Gerecht de ontvankelijkheid van het bezwaar inzake de aanslagen voor het jaar 2015 beoordelen. De Inspecteur heeft op 16 augustus 2019 het bezwaar tegen de aanslagen wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
4.2
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.3
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 3 juli 2017. Het bezwaarschrift is op 24 juli 2017 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Belanghebbende is dus ontvankelijk in haar bezwaar. Reeds om deze reden is het beroep inzake de aanslagen voor het jaar 2015 gegrond.
Bron van inkomen
4.4
Van een bron van inkomen voor de inkomstenbelasting is eerst sprake indien aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan. In de eerste plaats moet sprake zijn van deelname aan het economische verkeer. In de tweede plaats moet sprake zijn van het oogmerk voordeel te behalen. In de derde plaats moet dit voordeel redelijkerwijs te verwachten zijn. Het subjectieve oogmerk om voordeel te behalen, wordt geobjectiveerd door de eis dat het voordeel redelijkerwijs te verwachten moet zijn (vgl.HR 1 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8763).
4.5
Blijkens de vaststaande feiten heeft belanghebbende in onderhavige jaren twee dansactiviteiten georganiseerd. De activiteiten zijn met sponsorgelden gefinancierd en hebben meer gekost dan ze hebben opgebracht. Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting te kennen gegeven dat de verwachting was dat zij met de sponsorgelden winst noch verlies zou maken doch een break-even zou hebben. Door het wegvallen van een aantal sponsoren is dit niet gelukt en heeft zij verlies geleden. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat geen bron van inkomen bestaat reeds omdat belanghebbende geen oogmerk had om voordeel te behalen. Het Gerecht is het bovendien met de Inspecteur eens dat het behalen van voordeel redelijkerwijs ook niet te verwachten was. Belanghebbende heeft voordat zij met de eenmanszaak is gestopt (eind 2017) slechts twee activiteiten georganiseerd waarmee zij verlies heeft geleden. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de bruto-opbrengst in verhouding tot de gemaakte kosten gering (NAf 10.319 (2015) en NAf 12.743 (2016)) gering was. Het gelijk op dit punt is derhalve aan de Inspecteur.
4.6
Gelet op het voorgaande dient bij de berekening van het belastbaar inkomen de opbrengst uit onderneming (NAf 10.319 (2015) en NAf 12.743 (2016)) niet te worden meegenomen. Het belastbaar inkomen voor 2015 wordt vastgesteld op NAf 53.763 (64.082-/-10.319). Het belastbaar inkomen voor 2016 wordt vastgesteld op NAf 52.023 (64.766-/-12.743). Het beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen de aanslagen premies. Het voorgaande geldt daarom evenzeer voor de berekening van het premie-inkomen. De aanslagen premies dienen met inachtneming van het voorgaande te worden vastgesteld.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de proceskostenvergoeding voor het beroep bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL: OGHACMB:2017:54).
5.2
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.3
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslagen inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van NAf 53.763 (2015) en NAf 52.023 (2016);
  • vermindert de aanslagen premies met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
  • draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500