ECLI:NL:OGEAC:2020:207

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
CUR202002306
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor psychiatrische zorg bij gedwongen opname

In deze zaak heeft de Capriles-kliniek, een algemeen psychiatrisch ziekenhuis in Curaçao, een vordering ingesteld tegen het Land Curaçao voor betaling van kosten die zijn gemaakt voor de zorg aan gedwongen opgenomen patiënten. De Capriles-kliniek heeft in de periode van juni 2019 tot mei 2020 zorg verleend aan deze patiënten en heeft facturen gestuurd naar het Land, die onbetaald zijn gebleven. Ondanks meerdere aanmaningen en ingebrekestellingen heeft het Land slechts een deel van het openstaande bedrag betaald. De Capriles-kliniek vordert nu een voorschot van NAƒ 1.340.441, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat het Land verplicht is deze kosten te vergoeden op basis van de Landsverordening verpleging psychiatrische patiënten (LvVPP).

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 september 2020 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden en enkele medewerkers. Het gerecht heeft de spoedeisendheid van de vordering erkend, gezien de financiële situatie van de Capriles-kliniek. Het gerecht heeft vervolgens beoordeeld of de vordering in een bodemprocedure waarschijnlijk toegewezen zal worden. Het Land heeft de verschuldigdheid van de kosten voor bepaalde categorieën erkend, maar betwist de verschuldigdheid voor andere categorieën.

Het gerecht heeft geconcludeerd dat het Land verantwoordelijk is voor de kosten van zorg aan gedwongen opgenomen patiënten, tenzij kan worden aangetoond dat deze patiënten niet onvermogend zijn. Aangezien het Land niet heeft aangetoond dat de patiënten in kwestie niet onvermogend zijn, zijn de vorderingen van de Capriles-kliniek toewijsbaar. Het gerecht heeft het Land veroordeeld tot betaling van NAƒ 475.296, plus buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de zijde van de Capriles-kliniek. Het vonnis is uitgesproken op 2 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:
de stichting
STICHTING ALGEMEEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS DR. DAVID RICARDO CAPRILES,
gevestigd in Curaçao,
eiseres, hierna: de Capriles-kliniek,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen

de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,

zetelend in Curaçao,
gedaagde, hierna: het Land,
gemachtigde: mr. S.X.T. Hato.

De procedure

1. De Capriles-kliniek heeft op 5 augustus 2020 een verzoekschrift met producties ingediend.
2. Bij de mondelinge behandeling, op 14 september 2020, zijn namens de Capriles-kliniek verschenen dr. [naam 1], directeur, en [naam 2], financieel manager, tezamen met mr. Asjes, en namens het Land mr. E.C. Cannister en mr. L. Caldera, beiden jurist bij het Land, tezamen met mr. Hato. Ter zitting heeft de Capriles-kliniek een pleitnotitie overgelegd en het Land een door mr. Cannister opgestelde conceptbrief van de Minister van Justitie aan mr. Asjes, inhoudende de resultaten van een in opdracht van de beleidsorganisatie van het ministerie ingesteld onderzoek naar de verschuldigdheid van het bedrag.
3. Vonnis is bepaald op heden.

De feiten

4. De Capriles-kliniek is een verzelfstandigde overheidsdienst die als algemeen psychiatrisch ziekenhuis zorg verleent aan cliënten.
5. Zij heeft in de periode van juni 2019 tot en met mei 2020 psychiatrische zorg verleend aan personen die gedwongen in de kliniek waren opgenomen.
6. Zij heeft voor deze verleende zorg facturen aan het Land verstuurd, maar die zijn onbetaald gebleven, ook na meerdere betalingsherinneringen, aanmaningen en ingebrekestellingen.
7. De Capriles-kliniek heeft het Land bij brief van 22 juli 2020 gesommeerd tot betaling van het openstaande bedrag tot en met mei 2020, zijnde NAƒ 1.340.441, uiterlijk op 28 juli 2020.
8. Het Land heeft in de periode tussen de indiening van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling NAƒ 865.145 van de vordering aan de Capriles-kliniek betaald.

Het geschil

9. De Capriles-kliniek vordert, samengevat, het Land te veroordelen om bij wijze van voorschot NAƒ 1.340.441 aan haar te betalen, te vermeerderen met de rente en kosten.
10. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij psychiatrische zorg heeft verleend aan derden, dat het Land daarvoor moet betalen, maar dat het Land ondanks aanmaningen en sommaties heeft nagelaten de openstaande facturen te voldoen.
11. Het Land voert gemotiveerd verweer.

De beoordeling

12. Het spoedeisend belang heeft de Capriles-kliniek onderbouwd door te stellen dat zij sinds juni 2019 voor de verleende diensten geen betaling heeft ontvangen van het Land en hierdoor niet aan haar eigen betalingsverplichtingen kan voldoen. Nu het Land deze stelling niet heeft betwist, acht het gerecht het spoedeisend belang bij de vordering in voldoende mate aanwezig.
13. Het gerecht dient in deze zaak te beoordelen of voldoende aannemelijk is dat de geldvordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, en zal bij de afweging van de belangen van de partijen mede hebben te betrekken de vraag naar het risico van onmogelijkheid van terugbetaling als de bodemrechter anders beslist.
14. De vordering heeft betrekking op door de Capriles-kliniek verleende psychiatrische zorg aan personen die gedwongen zijn opgenomen op grond van:
een bevel van de rechter-commissaris of Hof ex art. 175 respectievelijk 360 lid 1 Sv. dan wel een last van de rechter ex art. 1:80 lid 1 of 1:81 lid 1 Sr.,
een machtiging of bevel als bedoeld in § 4 Landsverordening verpleging psychiatrische patiënten (hierna: LvVPP),
een beslissing van de rechter ex art. 1:387 lid 1 BW.
15. Van de vordering betreft NAƒ 37.377 categorie a, NAƒ 118.719 categorie b en NAƒ 1.184.345, dus het overgrote deel, categorie c. Het Land erkent de verschuldigdheid van de vordering terzake categorie a (NAƒ 37.377) [1] . Dit deel van de vordering is reeds daarom toewijsbaar.
16. Het Land heeft in eerdere identieke procedures tussen de partijen [2] de verschuldigdheid van de kosten terzake de categorieën b en c niet betwist, maar doet dat in deze procedure wel.
Van belang in dit verband is art. 32 lid 1 LvVPP, dat, voor zover hier van belang, bepaalt dat voor rekening van het Land komen de kosten van overbrenging naar en verzorging en verpleging in een psychiatrisch ziekenhuis van personen (a) die aan een psychische ziekte lijden en (b) onvermogend zijn.
17. Ten aanzien van de eerste onder 16 genoemde eis overweegt het gerecht dat bij opnemingen op grond van § 4 LvVPP per definitie sprake is van patiënten die aan een psychische ziekte lijden, want dat is een van de eisen voor zo’n opneming.
Bij patiënten die op grond van art. 1:387 lid 1 BW zijn opgenomen, gaat het om patienten die wegens hun verslaving onder curatele zijn gesteld. Naar het oordeel van het gerecht volgt uit de wetsgeschiedenis dat zij moeten worden aangemerkt als patiënten die aan een psychische ziekte lijden. De nota naar aanleiding van het verslag bij het ontwerp voor de LvVPP vermeldt immers:
Overigens kan naar moderne medische maatstaven (... DSM-IV) verslaving of middelenafhankelijkheid als een psychische aandoening en derhalve ziekte worden beschouwd. [3]
Aan de eerste onder 16 genoemde eis wordt dus voldaan.
18. Inzake de tweede onder 16 genoemde eis voert het Land, samengevat, aan dat deze patiënten niet onvermogend zijn, omdat alle ingezetenen van Curaçao op grond van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten zijn verzekerd, en dat dat betekent dat de kosten voor rekening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) komen.
De Capriles-kliniek stelt dat de SVB kenbaar heeft gemaakt dat de SVB deze kosten niet hoeft te dragen en dat daardoor onduidelijk is wie moet betalen. Dit heeft tot gevolg dat het Land op grond van art. 33 lid 1 LvVPP de kosten voor het verleende zorg aan haar dient voor te schieten.
Het gerecht kan het Land niet volgen. Uit art. 3.1. Landsbesluit verstrekkingen basisverzekering ziektekosten volgt dat medisch-specialistische zorg door een psychiater of ziekenhuis behoort tot de in art. 3.1 lid 1 sub b Landsverordening basisverzekering ziektekosten bedoelde verstrekkingen waarop een verzekerde aanspraak heeft. Art. 3.3 van dat landsbesluit bepaalt echter dat die aanspraak alleen bestaat bij verwijzing door een huisarts of een specialist en dat is bij de gedwongen plaatsingen waar het in deze procedure over gaat, juist niet het geval. Het gedwongen karakter impliceert bovendien dat de betrokkene juist niet wil dat zijn aanspraken geldend worden gemaakt. Het niet onvermogend zijn kan naar het oordeel van het gerecht daarom niet worden afgeleid uit het bestaan van een verzekering op grond van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten.
19. Desalniettemin is niet elke patiënt die gedwongen is opgenomen, onvermogend [4] . Gesteld noch gebleken is echter dat eenvoudig kan worden beoordeeld of een gedwongen opgenomen patiënt onvermogend is of niet. In die gevallen is dus onzeker wie de kosten van verpleging en verzorging van die patiënt in de Capriles-kliniek moet dragen. Voor die situatie bepaalt art. 33 lid 1 aanhef en sub b LvVPP dat het Land de kosten als voorschot betaalt, en bepaalt het artikel verder dat het Land die kosten verhaalt op de onder art. 33 lid 2 sub a t/m d LvVPP beschreven partijen (waaronder de betrokkene zelf en bepaalde bloed- en aanverwanten). Aldus wordt het risico van niet-betaling dus feitelijk bij het Land gelegd.
20. Het voorgaande leidt tot het gerecht tot de conclusie dat het Land bij opnemingen op grond van § 4 LvVPP en bij opnemingen op grond van art. 1:387 lid 1 BW de kosten voor verzorging en verpleging in een psychiatrisch ziekenhuis aan de Capriles-kliniek moet betalen, hetzij op grond van art. 32 lid 1 LvVPP hetzij op grond van art. 33 lid 1 sub b LvVPP, tenzij zeker is dat de patiënt niet onvermogend is. Het Land heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat de facturen van de Capriles-kliniek patiënten betreft die niet onvermogend zijn. De vorderingen ten aanzien van deze opnemingen zijn dus ook toewijsbaar.
20. Gesteld noch gebleken is voorts dat er een serieus restitutierisico is als in de bodemprocedure anders zou worden beslist. De vordering zal daarom worden toegewezen met aftrek van het bedrag van NAƒ 865.145 dat na de indiening van het verzoekschrift nog is betaald, dus tot een bedrag van NAƒ 475.296.
22. De Capriles-kliniek heeft verder wettelijke rente gevorderd over de achterstallige bedragen, maar het Land verweert zich met de stelling dat het op basis van de comptabiliteitswetgeving geen wettelijke rente is verschuldigd.
Dit verweer slaagt. Art. 15 lid 6 Landsverordening Financieel Beheer bepaalt dat het Land aan opdrachtnemers bij mogelijke vertraging in de betaling van hun vorderingen geen interest is verschuldigd. [5] Naar het oordeel van het gerecht valt de Capriles-kliniek gelijk te stellen met een opdrachtnemer als bedoeld in art. 15 lid 6 Landsverordening Financieel Beheer. Deze vordering zal dus worden afgewezen.
23. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen nu uit de overgelegde stukken genoegzaam is gebleken dat er daadwerkelijk en in redelijkheid zulke kosten zijn gemaakt. Dit bedrag wordt begroot conform het toepasselijke liquidatietarief in het Procesreglement, zijnde 1,5 punt van tarief 10. Dit komt neer op NAƒ 7.500.
24. Het Land zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Capriles-kliniek worden begroot op NAƒ 9.318.50, opgebouwd uit NAƒ 1.500 aan gemachtigdensalaris, NAƒ 7.500 aan griffierecht, NAƒ 298,50 kosten deurwaarder en NAƒ 20 aan zegelkosten.

De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
a. veroordeelt het Land tot betaling aan de Capriles-kliniek van NAƒ 475.296 en van NAƒ 7.500 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de Capriles-kliniek tot op heden begroot op NAƒ 9.318,50,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.

Voetnoten

1.Op grond van art. 22 lid 1 Landsverordening verpleging psychiatrische patiënten respectievelijk art. 1:85 Sr.
2.Vonnissen van dit gerecht van 6 oktober 2017 (KG 83175/2017), 21 augustus 2018 (CUR201801494) en 7 november 2019 (CUR201901897).
3.Statenstukken 3502, nr. 5, p. 6.
4.Al zal dat bij de onder curatele gestelde verslaafden bijna altijd wel het geval zijn, en daarop heeft het overgrote deel van de vordering betrekking.
5.Vgl. Gemeenschappelijk Hof van Justitie 26 mei 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:130.