ECLI:NL:OGEAC:2020:18

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
CUR201901515 t/m CUR201901520 en CUR201901522 t/m CUR201901542
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen belastingaanslagen en uitspraken op bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 januari 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen belastingaanslagen en uitspraken op bezwaar. Belanghebbende, wonende te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2007 tot en met 2015. De Inspecteur der Belastingen had op 28 december 2018 en 8 februari 2019 uitspraken op bezwaar gedaan, waarna belanghebbende op 26 april 2019 beroep instelde. Het Gerecht oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het buiten de wettelijke termijn van twee maanden was ingediend. Belanghebbende stelde dat hij pas op 28 februari 2019 op de hoogte was van de uitspraken op bezwaar, maar het Gerecht oordeelde dat hij na kennisneming van de uitspraken nog meer dan vijf weken had om beroep in te stellen. De termijn van twee weken, die als 'zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk' wordt beschouwd, was in dit geval niet relevant. Het Gerecht concludeerde dat belanghebbende niet tijdig had gereageerd en verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in belastingzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 16 januari 2020
BBZ nrs. CUR201901515 t/m CUR201901520 en CUR201901522 t/m CUR201901542
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 23 december 2016 voor de jaren 2007 tot en met 2011 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 6 januari 2017 voor de jaren 2012 tot en met 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd.
1.3
Tegen de aanslagen voor de jaren 2007 tot en met 2014 heeft belanghebbende op 7 februari 2017 bezwaar gemaakt. Tegen de aanslagen voor het jaar 2015 heeft belanghebbende op 10 februari 2017 bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft op 28 december 2018 (jaren 2007 t/m 2009) en op 8 februari 2019 (2010 t/m 2015) uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen verminderd.
1.5
Belanghebbende heeft op 26 april 2019 beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2019 te Willemstad. Belanghebbende is op de zitting verschenen samen met [A] van het kantoor [Z]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
2.FEITEN
2.1
Belanghebbende was in de jaren 2005 tot en met 2009 als ‘[DM]’ in loondienst werkzaam. In de onderhavige jaren heeft hij leningen verstrekt en appartementen verhuurd aan derden. In het jaar 2015 was belanghebbende directeur-grootaandeelhouder van de vennootschappen [BF] B.V. en [BFr] B.V.
2.2
Voor de jaren 2007 tot en met 2014 heeft belanghebbende op 7 februari 2017 aangifte inkomstenbelasting gedaan. De aangiften heeft de Inspecteur als bezwaar tegen de opgelegde aanslagen aangemerkt. Voor het jaar 2015 is op 6 mei 2016 aangifte gedaan. Belanghebbende heeft de volgende bedragen aan belastbare inkomens aangegeven.
Jaar
Belastbaar inkomen
Jaar
Belastbaar inkomen
2007
NAf 30.183
2012
NAf 322 verlies
2008
NAf 29.520
2013
NAf 3.835 verlies
2009
NAf 6.364 verlies
2014
NAf 3.180 verlies
2010
NAf 6.063 verlies
2015
NAf 23.241 verlies
2011
NAf 5.196 verlies
2.3
Vervolgens heeft belanghebbende op 28 augustus 2017 herziene aangiften ingediend (jaren 2007-2014). In de herziene aangiften heeft belanghebbende voor al deze jaren een belastbaar inkomen van nihil aangegeven. In zijn schrijven van 22 januari 2018 heeft belanghebbende over de belastbare inkomens weer andere gegevens vertrekt.
2.4
De aanslagen zijn naar aanleiding van de bezwaren als volgt vastgesteld.
Jaar
Belastbaar/premie inkomen
Jaar
Belastbaar/premie inkomen
2007
NAf 42.852
2012
NAf 49.747
2008
NAf 42.975
2013
NAf 116.102
2009
NAf 39.108
2014
NAf 118.073
2010
NAf 42.227
2015
NAf 102.177
2011
NAf 44.149

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is of de aanslagen tot een juist bedrag zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Alvorens een inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen geven, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen. In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL)] is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.2
De onderhavige uitspraken op bezwaar hebben een dagtekening van 28 december 2018 (2007 t/m 2009) en 8 februari 2019 (2010 t/m 2015). Het beroepschrift is op 26 april 2019 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
4.4
Belanghebbende stelt dat hij pas op 28 februari 2019 op de hoogte is gekomen van de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende resteert op die datum voor de jaren 2010 t/m 2015 nog een beroepstermijn van meer dan vijf weken.
4.5
Als met vertraging is kennisgenomen van een uitspraak op bezwaar, geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147). Deze termijn van twee weken is voor 2010 t/m 2015 evenwel niet relevant, nu belanghebbende na kennisneming van de uitspraak op bezwaar nog een beroepstermijn resteerde van meer dan 5 weken (vgl. GHvJ 12 augustus 2019, nr. AUA2019H00011, ECLI:NL: OGHACMB:2019:159). Belanghebbende heeft buiten de beroepstermijn beroep ingesteld, zodat het beroep niet-ontvankelijk is.
4.6
Het Gerecht merkt ten overvloede op dat het schrijven van 22 januari 2018 blijkens haar inhoud als aanvullend bezwaarschrift moet worden aangemerkt en niet als beroep tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren. Dit volgt ook uit het beroepschrift en de pleitnota waarin is vermeld dat voormeld schrijven als een aanvulling op de eerder ingediende bezwaarschriften moet dienen.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 16 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500