ECLI:NL:OGEAC:2020:14

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
CUR201901364
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en premieheffing ABVZ voor AOW-uitkering en pensioeninkomen van ingezetene van Curaçao

In deze zaak gaat het om de belastingheffing en premieheffing voor een ingezetene van Curaçao die inkomsten geniet uit Nederland. De belanghebbende, geboren in 1942, heeft een premie-inkomen van NAf 153.988, bestaande uit pensioeninkomen en een AOW-uitkering. De Inspecteur der Belastingen heeft een aanslag opgelegd waarbij het pensioeninkomen naar een tarief van 1,5% en de AOW-uitkering naar een tarief van 2% is belast. In de bezwaarfase is het volledige inkomen naar een tarief van 1,5% belast, wat de belanghebbende als onjuist aanvoert. Hij stelt dat de AOW-uitkering in mindering moet komen op de premie-grondslag, omdat in Nederland al premie ziektekosten is ingehouden. De belanghebbende betoogt dat de heffingsbevoegdheid voor de AOW-uitkering aan Nederland is toegekend op basis van de Belastingregeling Nederland-Curaçao (BRNC), waardoor deze in Curaçao niet nogmaals belast kan worden met premies AVBZ. De Inspecteur stelt echter dat de aanslag eerder te laag dan te hoog is en dat de AOW-uitkering moet worden meegerekend in het premie-inkomen. Het Gerecht oordeelt dat de AOW-uitkering inderdaad tot het belastbaar inkomen behoort en dat de aanslag correct is opgelegd. De uitspraak van het Gerecht is dat het beroep ongegrond is verklaard, en er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 15 januari 2020
BBZ nr. CUR201901364
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 9 maart 2018 een aanslag premie ABVZ voor het jaar 2016 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 153.988. Het verschuldigde bedrag aan premie is vastgesteld op NAf 2.497.
1.2
Belanghebbende heeft op 17 april 2018 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft op 8 maart 2019 uitspraak op bezwaar gedaan. Daarbij is het premie-inkomen gehandhaafd en is het verschuldigde bedrag aan premie vastgesteld op NAf 2.309.
1.4
Belanghebbende heeft op 15 april 2019 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 12 november 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
Op 14 november 2019 heeft belanghebbende een reactie op het verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is [A] verschenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1942, is ingezetene van Curaçao. Hij geniet in het onderhavige jaar een bedrag van NAf 153.988 (Euro 78.139) aan inkomsten uit Nederland. Dit bedrag betreft NAf 116.415 aan pensioen en een AOW-uitkering van NAf 37.573 (Euro 19.066).
2.2
De Inspecteur heeft het premie-inkomen vastgesteld op NAf 153.988. De verschuldigde premie is berekend op basis van het tarief van 1,5% voor het pensioeninkomen en het tarief van 2% voor de AOW-uitkering. In bezwaarfase is de verschuldigde premie (NAf 2.309) berekend op basis van 1,5% voor het volledige inkomen.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Deze vraag beantwoordt belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende betoogt dat het bedrag aan AOW-uitkering in mindering moet komen op de premie-grondslag omdat in Nederland over dat bedrag reeds premie ziektekosten is ingehouden. Omdat de heffingsbevoegdheid voor de AOW-uitkering op basis van de Belastingregeling Nederland Curaçao (BRNC) aan Nederland is toegekend, kan de AOW-uitkering in Curaçao niet (nog een keer) worden belast met premies AVBZ. De premie ziektekosten is volgens belanghebbende begrepen in de eerste schijf van het tarief van de Nederlandse inkomstenbelasting, De premie-grondslag moet aldus belanghebbende worden vastgesteld op NAf 116.415. Belanghebbende is voorts van mening dat het toegepaste tarief niet juist is.
3.3
De Inspecteur stelt dat de aanslag eerder te laag dan te hoog is.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao. Ingevolge artikel 4 in samenhang met artikel 20 van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (LAVBZ) is hij daarom verzekerd voor de ABVZ en premieplichtig in Curaçao. Onder het premie-inkomen wordt – voor zover van belang - verstaan het belastbaar inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (LIB). De AOW-uitkering dient ingevolge artikel 3 LIB ook te worden gerekend tot het belastbaar inkomen. Dit betekent dat de AOW-uitkering ook behoort tot het premie-inkomen voor de AVBZ.
4.2
De heffing van premie ABVZ valt buiten het toepassingsbereik van de BRCN. Deze regeling is alleen van toepassing op belastingen naar het inkomen (zie artikel 2 van de BRCN). Zoals belanghebbende terecht betoogt is – ter voorkoming van dubbele belasting - de heffingsbevoegdheid voor de AOW-uitkering op basis van de BRCN toegekend aan Nederland, maar dit betreft enkel de heffingsbevoegdheid voor de inkomstenbelasting. Dat in Nederland (eventueel) premies ziektekosten worden geheven, maakt dit niet anders.
4.3
Ingevolge artikel 21, lid 1, van de LAVBZ in samenhang met artikel 1, lid 1, van het Landsbesluit AVBZ-premie 1999 (Landsbesluit) bedraagt het algemene tarief voor de premieheffing AVBZ 2%. Voor pensioenen geldt een afwijkend tarief. Op basis van artikel 21, lid 3, van de LAVBZ in samenhang met artikel 1, lid 3, van het Landsbesluit geldt daarvoor een tarief van 1,5%. Daarbij wordt onder pensioenen verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke terzake van een vroegere dienstbetrekking wordt ontvangen.
4.4
De Inspecteur heeft bij de eerste aanslag uitsluitend het pensioeninkomen naar een tarief van 1,5% in de heffing betrokken, en de AOW-uitkering, naar een tarief van 2%. Dit is in overeenstemming met de hiervoor geschetste wettelijke regeling. In dat verband merkt het Gerecht op dat een AOW-uitkering niet wordt ontvangen ter zake van een vroegere dienstbetrekking (vgl. GEA Curaçao van 8 februari 2019: ECLI:NL: OGEAC:2019:21). In bezwaarfase is het volledige inkomen naar een tarief van 1,5% belast. De aanslag is derhalve eerder te laag dan te hoog. Het gelijk is aan de Inspecteur.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 15 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500