Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak gaat het om de belastingheffing en premieheffing voor een ingezetene van Curaçao die inkomsten geniet uit Nederland. De belanghebbende, geboren in 1942, heeft een premie-inkomen van NAf 153.988, bestaande uit pensioeninkomen en een AOW-uitkering. De Inspecteur der Belastingen heeft een aanslag opgelegd waarbij het pensioeninkomen naar een tarief van 1,5% en de AOW-uitkering naar een tarief van 2% is belast. In de bezwaarfase is het volledige inkomen naar een tarief van 1,5% belast, wat de belanghebbende als onjuist aanvoert. Hij stelt dat de AOW-uitkering in mindering moet komen op de premie-grondslag, omdat in Nederland al premie ziektekosten is ingehouden. De belanghebbende betoogt dat de heffingsbevoegdheid voor de AOW-uitkering aan Nederland is toegekend op basis van de Belastingregeling Nederland-Curaçao (BRNC), waardoor deze in Curaçao niet nogmaals belast kan worden met premies AVBZ. De Inspecteur stelt echter dat de aanslag eerder te laag dan te hoog is en dat de AOW-uitkering moet worden meegerekend in het premie-inkomen. Het Gerecht oordeelt dat de AOW-uitkering inderdaad tot het belastbaar inkomen behoort en dat de aanslag correct is opgelegd. De uitspraak van het Gerecht is dat het beroep ongegrond is verklaard, en er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.