ECLI:NL:OGEAC:2019:78

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
CUR201800030
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting 2013 en bewijsvoering van premies en renteaftrek

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2013. De belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag aan premies en rente in aftrek gebracht, maar de Inspecteur der Belastingen betwistte deze aftrek. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat de premies en rente daadwerkelijk door hem waren betaald, bijvoorbeeld door middel van bankafschriften. Hierdoor is de belanghebbende niet geslaagd in zijn bewijslast.

De procesgang begon met de oplegging van de aanslag op 18 augustus 2017, waarna de belanghebbende bezwaar maakte en beroep instelde. Tijdens de zitting op 28 maart 2019 heeft de belanghebbende een cijfermatig overzicht ingebracht, maar dit was niet voldoende om zijn standpunt te onderbouwen. De Inspecteur handhaafde de aanslag, en het Gerecht concludeerde dat de premies en rente niet als persoonlijke lasten konden worden afgetrokken, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat deze lasten daadwerkelijk ten laste van hem zijn gekomen.

Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 15 april 2019
BBZ nr. CUR201800030
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 18 augustus 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 105.278.
1.2
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2017 bezwaar gemaakt tegen de aan aanslag inkomstenbelasting 2013.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2017 de aanslag inkomstenbelasting 2013 gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 5 januari 2018 beroep ingesteld. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 15 maart 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [ A ]. Belanghebbende heeft ter zitting een cijfermatig overzicht ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 onder meer een bedrag aan premies overlijdensrisicoverzekering in aftrek gebracht van twaalfmaal NAf 83, ofwel NAf 993, alsmede een bedrag aan rente van hypothecaire geldschuld van NAf 7.537.
2.2
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur van deze premies een bedrag van NAf 83 als persoonlijke lasten in aanmerking genomen, omdat slechts ter zake van één maandbetaling bewijs is geleverd. Verder heeft de Inspecteur renteaftrek geweigerd, omdat geen bewijs van betaling is geleverd.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslag juist is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende stelt dat de premies en rente als persoonlijke lasten in aftrek moeten komen. De Inspecteur verdedigt het tegenovergestelde standpunt.
3.3
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij de correctie studiekosten niet langer bestrijdt.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag met NAf 910 (premies verzekering) en NAf 7.537 (rente), tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 96.831. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), zijn als persoonlijke lasten aftrekbaar i) de rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning die als hoofdverblijf ter beschikking staat, alsmede ii) de premies voor een aan die lening verbonden overlijdensrisicoverzekering. Deze aftrek kan ten hoogste NAf 27.500 bedragen plus het onbenut gebleven deel van het bedrag genoemd in artikel 16, lid 1, letter c, LIB.
4.2
Van persoonlijke lasten is sprake als de betreffende uitgaven op de belastingplichtige drukken, in die zin dat die uitgaven te zijnen laste komen. (vgl. Raad van Beroep voor Belastingzaken 27 juni 1986, nr. 1986-012, ECLI:NL:ORBBNAA:1986:BQ8510).
4.3
De Inspecteur betwist in het onderhavige geval dat de premies en rente in 2013 ten laste van belanghebbende zijn gekomen.
4.4
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, daarvan de bewijslast draagt. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.5
Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende noch tijdens de bezwaarprocedure noch tijdens de beroepsprocedure, op enigerlei wijze onderbouwd, bijvoorbeeld met bankafschriften, dat de premies en rente in 2013 door hem zijn betaald. Belanghebbende is derhalve niet geslaagd in zijn bewijslast.
4.6
Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 15 april 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500