ECLI:NL:OGEAC:2019:77

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
CUR201800141
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van studiekosten en vliegticketkosten voor belastingdoeleinden

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 april 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een moeder, heeft een beroep ingesteld tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014, waarbij zij studiekosten voor haar zoon in aftrek wilde brengen. De zoon volgt sinds 2011 de opleiding International Business aan de Universiteit van Curaçao en heeft in 2014 een uitwisseling gehad naar de Hanzehogeschool in Groningen. De belanghebbende heeft in haar aangifte een bedrag van NAf 12.225 aan studiekosten opgevoerd, maar de Inspecteur heeft deze aftrek geweigerd, met uitzondering van een deel van de kosten voor een vliegticket naar Nederland voor de uitwisseling.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de studiekosten voor collegegeld en boeken niet aftrekbaar zijn, omdat de zoon een studiebeurs ontvangt die volledig betrekking heeft op deze kosten. De belanghebbende heeft echter wel recht op aftrek van de kosten van het vliegticket, omdat deze kosten zijn gemaakt in het kader van de studie van haar zoon. Het Gerecht heeft de aanslag verminderd met NAf 1.806 voor de studiekosten en NAf 1.180 voor het vliegticket, en heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 15 april 2019
BBZ nr. CUR201800141
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 12 mei 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 157.461.
1.2
Belanghebbende heeft op 10 juli 2017 daartegen bewaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2017 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 januari 2018 beroep ingesteld. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.5
Belanghebbende heeft op 20 februari 2018 nadere stukken ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 18 maart 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft op 29 maart 2019 plaatsgevonden te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [ A ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ B ]. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft een zoon, geboren op [ geboortedatum ] 1993.
2.2
De zoon volgt sinds 2011 de opleiding International Business aan de Universiteit van Curaçao. In het kader van een verplichte uitwisseling heeft de zoon in 2014 enige vakken gevolgd aan de Hanzehogeschool in Groningen. Belanghebbende heeft voor haar zoon het vliegticket naar Nederland betaald.
2.3
De zoon geniet een studiebeurs van Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC). Blijkens een ‘voorlopige toekenning’ van SSC van 12 juli 2011 geniet de zoon een studiebeurs van NAf 3.239 per jaar. Deze beurs bestaat uit een basisbeurs van NAf 1.185, een aanvullende beurs van NAf 474 en een basislening van NAf 1.580.
2.4
Belanghebbende heeft in haar aangifte inkomstenbelasting 2014 een bedrag van NAf 12.225 aan studiekosten voor haar zoon in aftrek gebracht. Het betreft de volgende kosten:
-Collegegeld 4.045
-Boeken 1.000
-Ouderlijke bijdrage (12 x NAf 500 per maand) 6.000
-Vliegticket zoon (€ 499)
1.18
Totaal studiekosten 12.225
2.5
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur de aftrek van studiekosten geweigerd.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is de aftrek van de studiekosten.
3.2
Belanghebbende stelt dat de studiekosten ten bedrage van NAf 12.225 als buitengewone lasten in aftrek moeten komen.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag met een bedrag van NAf 12.225. De Inspecteur concludeert tot vermindering van de aanslag met een bedrag van NAf 1.806. Reeds daarom is het beroep gegrond.

4.OVERWEGINGEN

Wettelijke regeling

4.1
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter e, LIB zijn de uitgaven ter zake van een studie voor eigen kinderen tot een bedrag van ten hoogste NAf 10.000 per kind aftrekbaar als buitengewone lasten.
4.2
Op grond van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB worden tot de buitengewone lasten ter zake van (zuivere) studiekosten uitsluitend gerekend i) school- of collegegeld, ii) kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal, niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, lid 2, letter a, LIB (onder meer computers, printers en geluidsapparatuur), alsmede iii) kosten van internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind.
4.3
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat zij voldoet aan de vereisten voor aftrek van de studiekosten. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
Collegegeld en boeken
4.4
De kosten voor het collegegeld en de boeken vormen (zuivere) studiekosten. Deze studiekosten zijn slechts aftrekbaar voor zover ze op belanghebbende drukken. Voor zover een genoten studiebeurs betrekking heeft op studiekosten, moeten die kosten geacht worden daaruit te zijn voldaan en drukken ze niet op de ouders van de student, ook al hebben zij die kosten voor hun rekening genomen (zie GEA Curaçao 27 juni 2018, nr. CUR201600246, ECLI:NL:OGEAC:2018:144).
4.5
Een studiebeurs is opgebouwd rekening houdend met de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal), alsmede met andere kosten zoals de kosten voor levensonderhoud, huisvesting en ziektekostenverzekering.
4.6
De Belastingdienst voert een beleid op grond waarvan een studiebeurs die wordt genoten door een in het buitenland studerend kind aan een MBO-instelling respectievelijk een HBO-instelling of universiteit, voor 20% respectievelijk 25% geacht wordt betrekking te hebben op de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal). Verder wordt het beleid gevoerd dat een studiebeurs die wordt genoten door een in Curaçao studerend kind, volledig geacht wordt betrekking te hebben op de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal). Laatstgenoemd beleid is gebaseerd op het uitgangspunt dat een in Curaçao studerend kind nagenoeg geen andere kosten heeft dan de kosten voor college- en boekengeld en lesmateriaal, en dat de studiebeurs dus nagenoeg volledig daarvoor kan worden aangewend.
4.7
Voornoemd beleid bindt de Inspecteur, zodat dit aan de Inspecteur kan worden tegengeworpen, maar zij kan niet aan de belastingplichtigen worden tegengeworpen. Dit brengt mee dat in het geval een belastingplichtige aannemelijk maakt dat de door zijn kind genoten studiebeurs voor een kleiner deel betrekking heeft op de zuivere studiekosten, afwijking van het beleid gerechtvaardigd is.
4.8
De zoon van belanghebbende studeert in Curaçao en heeft in het onderhavige jaar een studiebeurs van SSC genoten van NAf 3.239. Blijkens voornoemd beleid van de Belastingdienst wordt deze studiebeurs geacht volledig betrekking te hebben op de zuivere studiekosten. Dit brengt mee dat de zuivere studiekosten (college- en boekengeld) van NAf 5.045 geacht worden voor een bedrag van NAf 3.239 uit de studiebeurs te zijn voldaan. Deze kosten drukken in zoverre dus niet op belanghebbende, ook al heeft belanghebbende die kosten wel voor haar rekening genomen. Op grond van het gevoerde beleid zijn de studiekosten derhalve voor een bedrag van NAf 5.045 minus NAf 3.239, ofwel NAf 1.806 aftrekbaar. Niet gebleken is dat de door de zoon genoten studiebeurs voor een kleiner deel betrekking heeft op de zuivere studiekosten, zodat het Gerecht uitgaat van een aftrek van NAf 1.806.
Ouderlijke bijdragen
4.9
De ouderlijke bijdragen van NAf 500 per maand zijn niet aftrekbaar. Niet gebleken is immers dat deze bijdragen zijn aangewend voor studiekosten in de zin artikel 16A, lid 3, letter a, LIB.
Vliegticket
4.1
Belanghebbende heeft voor haar zoon een vliegticket van NAf 1.180 gekocht om hem in staat te stellen in kader van zijn opleiding aan de Universiteit van Curaçao een paar maanden aan de Hanzehogeschool in Groningen te studeren in het kader van een verplichte uitwisseling.
4.11
Blijkens de tekst van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB zijn als studiekosten aftrekbaar de kosten van internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind.
4.12
In de memorie van toelichting (PB 2000, nr. 76, p. 20) is daarover het volgende opgemerkt:
“In het nieuwe derde lid worden enkele beperkingen gesteld aan de kosten van studie. Deze kosten worden, zo blijkt uit het vierde lid, in aanmerking genomen zonder drempel, met name gelet op het maatschappelijk belang op grond waarvan studie van belastingplichtigen voor verbetering van de maatschappelijke positie krachtig ondersteund moet worden. Wel wordt daarbij de beperking aangebracht dat de aftrek slechts geldt voor zuivere studiekosten, dus niet langer voor vervoer, studeerkamer en dergelijke. Slechts de kosten van studieboeken, college- of schoolgeld en verplicht studiemateriaal zijn aftrekbaar, inclusief voor het elders studerende kind één overtocht per jaar.”
Blijkens deze toelichting is het kennelijk de bedoeling van de wetgever dat de kosten van internationaal vervoer aftrekbaar zijn voor het elders studerende kind. Gelet op deze toelichting neemt de Inspecteur het standpunt in dat de kosten van internationaal vervoer voor een aan de Universiteit van Curaçao studerend kind, zoals de zoon van belanghebbende, niet aftrekbaar zijn.
4.13
Een letterlijke toepassing van het bepaalde in artikel 16A, lid 3, letter a, LIB brengt mee dat ook de kosten van internationaal vervoer die in het kader van een studie worden gemaakt door een in Curaçao studerend kind, voor aftrek in aanmerking komen.
4.14
In de toelichting is opgemerkt dat de kosten van internationaal vervoer voor een elders studerend kind aftrekbaar zijn. De Inspecteur heeft uit deze toelichting afgeleid dat de wetgever aftrek heeft willen uitsluiten voor vervoerskosten die, zoals in het onderhavige geval, worden gemaakt om vanuit Curaçao in het kader van een verplichte uitwisseling tijdelijk elders te studeren. Naar het oordeel van het Gerecht volgt deze uitleg niet uit de toelichting.
4.15
Het Gerecht ziet geen aanleiding om een op zich duidelijke wettekst met een beroep op een onduidelijke bedoeling van de wetgever ten nadele van de belastingplichtige uit te leggen. Dit betekent dat de door belanghebbende betaalde kosten voor het vliegticket van haar zoon ten bedrage van NAf 1.180, voor aftrek in aanmerking komen.
4.16
Het beroep dient gegrond te worden verklaard. Het belastbaar inkomen dient te worden verminderd met NAf 1.806 (college- en boekengeld) en NAf 1.180 (vliegticket).

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 154.475;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 15 april 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500