Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[eiseres],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die verblijvend buiten Curaçao is, en de minister van Justitie. De eiseres, geboren op 2 januari 1991 in Venezuela, was op 27 mei 2017 als toerist Curaçao binnengekomen, maar heeft de toegestane duur van haar verblijf overschreden. Op 23 oktober 2017 heeft de minister van Justitie de eiseres in bewaring gesteld en haar voor drie jaar de toegang tot Curaçao ontzegd, wat resulteerde in een ongewenstverklaring. De eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat deze maatregel een inmenging vormt in haar gezinsleven, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Tijdens de zitting op 13 februari 2019 heeft de gemachtigde van de eiseres, mr. O.E. Kostrzewski, de argumenten uiteengezet, terwijl de verweerder werd bijgestaan door mrs. K. Leito-Rosario en A. Irausquin. Het Gerecht heeft overwogen dat de ongewenstverklaring gerechtvaardigd is ter bescherming van de openbare orde in Curaçao. De rechter heeft vastgesteld dat de eiseres haar relatie met haar huidige echtgenoot heeft geïntensiveerd terwijl zij geen verblijfsaanspraken had in Curaçao. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de inbreuk op het gezinsleven gerechtvaardigd is, aangezien er geen grond is om aan te nemen dat het contact tussen de eiseres en haar echtgenoot niet op andere manieren kan worden onderhouden.
Het Gerecht heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. O.H.M. Leito, en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak.