ECLI:NL:OGEAC:2019:46

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
CUR201600344
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aftrek studiekosten als buitengewone lasten door de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een inwoner van Curaçao, in beroep ging tegen de weigering van de Inspecteur der Belastingen om studiekosten voor haar zoon in aftrek te brengen als buitengewone lasten. De belanghebbende had op 6 november 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014 ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van NAf 197.666. Na bezwaar en een handhaving van de aanslag door de Inspecteur, heeft belanghebbende op 10 juni 2016 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 februari 2018 was belanghebbende niet aanwezig, maar de zaak werd behandeld door rechter mr. De Werd, die later defungeerde.

De belanghebbende stelde dat de studiekosten van NAf 6.408 voor haar zoon, die bouwkunde studeerde aan de Technische Universiteit Delft, als buitengewone lasten in aftrek moesten komen. De Inspecteur betwistte echter dat deze kosten daadwerkelijk door belanghebbende zijn gemaakt, aangezien de zoon een basisbeurs ontving. Het Gerecht oordeelde dat de studiekosten alleen aftrekbaar zijn voor zover ze daadwerkelijk op de belanghebbende drukken. Aangezien de ontvangen studiebeurs de kosten dekte, kon de aftrek niet worden toegestaan.

Het Gerecht heeft de aanslag wel verminderd met het bedrag van de kindertoeslag van NAf 92, waardoor het beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak concludeerde dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende moest vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. dr. A.J.H. van Suilen en griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2019
BBZ nr. CUR201600344
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 6 november 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 197.666.
1.2
Belanghebbende heeft op 5 januari 2016 daartegen bewaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 april 2016 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 10 juni 2016 beroep ingesteld. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.5
De Inspecteur heeft op 24 januari 2018 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft op 8 februari 2018 plaatsgevonden ten overstaan van rechter mr. De Werd. Belanghebbende is niet verschenen. De belastinggriffie van het Gerecht heeft bij e-mailbericht van 19 december 2017 belanghebbende uitgenodigd voor de zitting. Dit bericht is gestuurd naar het mailadres [e-mailadres] dat door belanghebbende zelf is gebruikt in correspondentie met de belastinggriffie (zie belanghebbendes e-mailbericht van 26 november 2017). Het Gerecht gaat daarom ervan uit dat belanghebbende de uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen. Namens de Inspecteur is verschenen [ de Inspecteur ].
1.7
Door defungeren van rechter mr. De Werd per 1 augustus 2018, kan de uitspraak in deze zaak niet door hem worden gewezen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft twee kinderen, [ kind 1 ] (geboren [geboortedatum] 1992) en [ kind 2 ] (geboren [ geboortedatum] 1997).
2.2
Zoon [kind 1] volgt de opleiding bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft. Hij geniet in Nederland een basisbeurs van € 266 per maand.
2.3
Belanghebbende heeft in haar aangifte inkomstenbelasting 2014 een bedrag van NAf 6.408 aan studiekosten voor haar zoon [kind 1] in aftrek gebracht. Verder heeft belanghebbende ter zake van zoon [kind 2] aanspraak gemaakt op kindertoeslag.
2.4
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur zowel de aftrek van studiekosten als de kindertoeslag geweigerd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In beroep is uitsluitend nog de aftrek van de studiekosten in geschil.
3.2
Belanghebbende stelt dat de studiekosten voor een bedrag van NAf 6.408 als buitengewone lasten in aftrek moeten komen. De Inspecteur weerspreekt dat de studiekosten voor rekening van belanghebbende zijn gekomen, zodat aftrek niet mogelijk is.
3.3
Niet langer is in geschil dat belanghebbende in aanmerking komt voor de kindertoeslag categorie III ten bedrage van NAf 92. De aanslag dient derhalve met dit bedrag te worden verminderd. Reeds daarom is het beroep gegrond.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 191.258, waarbij op de verschuldigde belasting de kindertoeslag van NAf 92 in mindering komt. De Inspecteur concludeert daarentegen tot handhaving van het belastbaar inkomen, maar wel tot vermindering van de verschuldigde belasting met de kindertoeslag van NAf 92.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter e, LIB zijn de uitgaven ter zake van een studie voor eigen kinderen tot een bedrag van ten hoogste NAf 10.000 per kind aftrekbaar als buitengewone lasten.
4.2
Op grond van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB worden tot de buitengewone lasten ter zake van studiekosten uitsluitend gerekend i) school- of collegegeld, ii) kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal, niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, lid 2, letter a, LIB (onder meer computers, printers en geluidsapparatuur), alsmede iii) kosten van interinsulair of internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind.
4.3
De hiervoor vermelde studiekosten zijn slechts aftrekbaar voor zover ze op belanghebbende drukken. Voor zover een genoten studiebeurs betrekking heeft op studiekosten, moeten die kosten geacht worden daaruit te zijn voldaan en drukken ze niet op de ouders van de student, ook al hebben zij die kosten voor hun rekening genomen (zie GEA Curaçao 27 juni 2018, nr. CUR201600246, ECLI:NL:OGEAC:2018:144).
4.4
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat zij voldoet aan de vereisten voor aftrek van de studiekosten. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.5
Belanghebbende wenst de volgende studiekosten ter zake van haar zoon [kind 1] in aanmerking te nemen:
-Reiskosten NAf 3.788
-Collegegeld (€ 1.906)
4.508
Totaal studiekosten 8.296
-Voldaan uit studiebeurs (25% van basisbeurs, ofwel € 798)
-/- 1.888
Buitengewone lasten 6.408
4.6
Belanghebbende heeft ter zake van de reiskosten een uitdraai van een heenreis (6 januari 2014 Curaçao – Amsterdam) en een terugreis (12 juli 2014 Amsterdam – Curaçao) ingebracht. Op deze uitdraai is een prijs vermeld van in totaal NAf 3.788. Verder is bij ticketnummer vermeld: ‘ticket not issued yet’. Belanghebbende heeft met deze uitdraai niet aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk reiskosten zijn gemaakt, laat staan dat deze voor haar rekening zijn gekomen. De Inspecteur heeft mitsdien terecht de aftrek van deze reiskosten geweigerd.
4.7
Wat betreft het collegegeld heeft belanghebbende een verklaring van inschrijving van 12 maart 2015 van TU Delft voor het studiejaar 2014/2015 ingebracht, waarop is vermeld dat het collegegeld van € 1.906 is betaald. Met deze verklaring heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij het collegegeld voor haar zoon heeft betaald. Ook in zoverre is het gelijk aan de Inspecteur.
4.8
Gelet op het overwogene in 3.3 dient het beroep gegrond te worden verklaard. De aanslag dient te worden verminderd met het bedrag aan kindertoeslag van NAf 92.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting met een bedrag van NAf 92; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 21 maart 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500