ECLI:NL:OGEAC:2019:332

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 juni 2019
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR201501034
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht in arbeidsongeschiktheidsverzekering tussen Movir N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vennootschap MOVIR N.V., eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en een gedaagde die in Curaçao woont. De zaak betreft een arbeidsongeschiktheidsverzekering en is een vervolg op een eerder vonnis (ECLI:NL:OGEAC:2018:167). De eiseres, MOVIR, heeft de opdracht gekregen om bewijs te leveren van haar stelling dat de gedaagde in de periode van 1 januari 2002 tot 21 september 2005 substantieel meer heeft gewerkt dan uit de rapporten van de revalidatiearts en arbeidsdeskundige kan worden afgeleid. Dit bewijs moet worden geleverd in de vorm van getuigenverhoren, die zijn gepland op 23, 24 en 25 oktober 2019. Het gerecht heeft partijen erop gewezen dat zij uiterlijk zes weken voor de eerste zitting moeten zorgen voor de organisatie van de getuigenverhoren en dat aanvullend schriftelijk bewijs ook uiterlijk zes weken voor de verhoren moet worden ingediend. Het vonnis is op 10 juni 2019 uitgesproken door rechter Th. Veling in het openbaar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de vennootschap naar Nederlands recht
MOVIR N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Boeree.
Partijen zullen hierna Movir en [gedaagde] genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 maart 2019 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte van Movir.
1.2.
Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol van heden voor vonnis.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals overwogen in het tussenvonnis zal Movir bewijs worden opgedragen van haar stelling dat [gedaagde] in de periode van 1 januari 2002 tot 21 september 2005 (zie 4.11 van het tussenvonnis van 8 juli 2018) substantieel meer heeft gewerkt dan kon worden afgeleid uit de rapporten van [revalidatiearts] en [arbeidsdeskundige] en uit het dagboek van [gedaagde] (zie 4.16 en 4.17 van het tussenvonnis). De getuigenverhoren zullen worden bepaald op de in het dictum vermelde data.
2.2.
Het gerecht wijst partijen (Movir in de eerste plaats) uitdrukkelijk op het overwogene in 2.6 van het tussenvonnis van 25 maart 2019. Berichten in verband met de organisatie van de getuigenverhoren ontvangt het gerecht graag uiterlijk zes weken voor de eerste zitting.
2.3.
Eventueel aanvullend schriftelijk bewijs dient Movir uiterlijk zes weken vóór de eerste getuigenverhoren aan het gerecht en aan [gedaagde] toe te sturen.
2.4.
In conventie en in reconventie zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht
3.1.
draagt Movir het bewijs op van haar stelling dat [gedaagde] in de periode van 1 januari 2002 tot 21 september 2005 (zie 4.11 van het tussenvonnis van 8 juli 2018) substantieel meer heeft gewerkt dan kon worden afgeleid uit de rapporten van [revalidatiearts] en [arbeidsdeskundige] en uit het dagboek van [gedaagde] (zie 4.16 en 4.17 van het tussenvonnis van 8 juli 2018);
3.2.
bepaalt dat getuigen worden gehoord op 23, 24 en 25 oktober 2019, steeds van 8:30 tot 12:30 uur;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2019.