Uitspraak
1.1. Het procesverloop
2.De feiten
Amigoevan 27 februari 2010 staat onder meer de volgende uitspraak van [gedaagde in conventie] opgetekend:
3.Het geschil
4.De beoordeling
- met de prothesefitting gaat het zeer matig, [gedaagde in conventie] kampt met acceptatieproblematiek, het werken als orthopedisch chirurg heeft hij niet hervat (19 november 2002);
- [gedaagde in conventie] heeft de praktijkuitoefening niet opgepakt, een keer per twee à drie weken is hij op de polikliniek waarbij hij ongeveer vijf patiënten ziet en enkele foto’s door hem worden beoordeeld, op Sint Maarten heeft hij “enkele consultjes” gedaan, een enkele keer komt hij op de operatiekamer, maar zelf opereert hij niet meer (6 augustus 2003, met [gedaagde in conventie] doorgenomen op 21 januari 2004);
- de inbreng van [gedaagde in conventie] in de eigen praktijk is beperkt tot enkele momenten van overleg, hoogst sporadisch kijkt hij mee met een door een andere chirurg uitgevoerde operatie, af en toe wordt hij (meestal telefonisch) geconsulteerd door een andere specialist, zijn vervanger komt nu om de twee à drie weken gedurende één week werken, vanwege de afgenomen binding met zijn praktijk overweegt [gedaagde in conventie] deze te verkopen (4 februari 2004).
- “een arthroscopie meegekeken” in SEHOS (24 januari);
- met een andere chirurg (Londoño) “meegedaan” bij een “total knee” in Taams (25 januari);
- twee telefoongesprekken kantoor (30 januari);
- telefoongesprek met Londoño (31 januari);
- telefoongesprek ziekenhuis (3 februari);
- zes telefoongesprekken kantoor en ziekenhuis (4 februari);
- “geholpen” in operatiekamer SEHOS (5 februari);
- telefonische instructies aan kantoor (6 februari);
- “onsteriel wat aanwijzingen gegeven” bij operatie van Londoño (7 februari).
- Movir heeft de uitkering geschorst omdat [gedaagde in conventie] geen nadere gegevens verstrekte.
- Vervolgens zijn partijen in onderhandeling getreden over een minnelijke regeling, welk traject feitelijk heeft geduurd van november 2004 tot en met september 2005.
- In dat kader heeft Movir twee alternatieve voorstellen (het 75%-voorstel en het afkoopvoorstel) gepresenteerd, in verband waarmee zij zich alle rechten heeft voorbehouden.
- Daarna is er jarenlang feitelijk niets gebeurd, afgezien van herhaalde verzoeken van Movir aan [gedaagde in conventie] of hij al uitsluitsel kon geven. De reden van het tijdsverloop was gelegen in de echtscheidingsperikelen van [gedaagde in conventie]. Movir was daarvan op de hoogte.
- Bij brief van 4 februari 2010 heeft Movir op verzoek van [gedaagde in conventie] een berekening gestuurd op basis van het 75%-voorstel en daarbij opgemerkt dat de hiervoor genoemde voorstellen nog steeds “valide” waren.
- In november 2011 heeft [gedaagde in conventie] aanspraak gemaakt op uitkering, waarna Movir onder andere een beroep op verjaring heeft gedaan.
- Bij de huidige stand van zaken bestaat onvoldoende feitelijke grondslag voor de conclusie dat [gedaagde in conventie] zich heeft schuldig gemaakt aan opzettelijke misleiding.
- Om ter zake definitieve beslissingen te kunnen nemen is mogelijk nadere bewijslevering nodig. Movir kan zich daaromtrent uitlaten, waarna het gerecht met inachtneming van de reactie van [gedaagde in conventie] op dat punt een beslissing zal nemen.
- Ook als sprake is van opzettelijke misleiding, is de toewijsbaarheid van de vordering tot terugbetaling afhankelijk van het moment per wanneer die opzettelijke misleiding kan worden vastgesteld.
- Het debat over de verjaring van de vordering van [gedaagde in conventie] moet worden voortgezet, waarna ter zake een definitieve beslissing zal worden genomen.
- Indien [gedaagde in conventie] in beginsel aanspraak heeft op een uitkering, is de omvang daarvan afhankelijk van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid. Partijen zullen zich in een later stadium zo nodig moeten uitlaten over de wijze waarop die mate kan worden vastgesteld.
- Niet toewijsbaar is de vordering van [gedaagde in conventie] ter zake van valutacompensatie.
5.De beslissing
20 augustus 2018voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van Movir als bedoeld in 4.26 en 4.37, waarna [gedaagde in conventie] een antwoordconclusie kan nemen;