Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, wonende te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de premieheffing AOV/AWW voor het jaar 2016, die was opgelegd op 22 december 2017. De aanslag was gebaseerd op een premie-inkomen van NAf 118.315, wat resulteerde in een verschuldigd premiebedrag van NAf 16.183. De belanghebbende stelde dat de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel had geschonden, omdat in vergelijkbare gevallen artikel 12a van de Gezamenlijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976 wel was toegepast vanaf 2014. Het Gerecht oordeelde echter dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen, omdat de door de belanghebbende genoemde gevallen niet als gelijk konden worden beschouwd. De beoordeling van de meerderheidsregel moest plaatsvinden naar de situatie ten tijde van de dagtekening van het aanslagbiljet, en de door de belanghebbende aangehaalde gevallen hadden zich nadien voorgedaan. Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de wet juist had toegepast en verklaarde het beroep ongegrond.