ECLI:NL:OGEAC:2019:24

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
CUR201701981 t/m CUR201701992
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 februari 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende belastingaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De Inspecteur had de uitspraken op bezwaar gedaan op 28 juli 2017, terwijl het beroepschrift pas op 11 oktober 2017 was ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van twee maanden viel. Belanghebbende voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, maar het Gerecht oordeelde dat hij geen relevante omstandigheden had aangevoerd. De omstandigheid dat hij de uitspraken op bezwaar naar een adviseur had doorgestuurd, werd niet als verschoonbaar beschouwd. Het Gerecht verklaarde de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk.

Daarnaast was er een geschil over het niet tijdig beslissen op bezwaar tegen andere aanslagen. Het Gerecht oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen ontvankelijk was, omdat de Inspecteur niet binnen de wettelijke termijn van negen maanden had beslist. Het Gerecht verklaarde dit beroep gegrond, maar besloot om de Inspecteur niet te verplichten alsnog beslissingen te nemen, omdat dit tot een ongegrondverklaring zou leiden. De proceskosten werden toegewezen aan belanghebbende, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en is openbaar gemaakt op 15 februari 2019.

Uitspraak

Uitspraak van 11 februari 2019
BBZ nrs. CUR201701981 t/m CUR201701992
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 18 september 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 37.436 en een premie-inkomen van NAf 38.432.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 24 juli 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 37.439 en een premie-inkomen van NAf 38.435.
1.3
Aan belanghebbende zijn op 3 juni 2016 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 37.896 en een premie-inkomen van NAf 39.068.
1.4
Aan belanghebbende zijn op 28 oktober 2016 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 35.273 en een premie-inkomen van NAf 37.255.
1.5
Belanghebbende heeft op 4 november 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.6
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2017 het bezwaar tegen de aanslagen voor het jaar 2012 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De Inspecteur heeft ambtshalve de aanslagen voor het jaar 2012 verminderd tot aanslagen naar een belastbaar inkomen van NAf 36.435 en een premie-inkomen van NAf 37.431.
1.7
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2017 het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2013 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De Inspecteur heeft geen uitspraak gedaan op de bezwaren tegen de aanslagen premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2013.
1.8
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2017 het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2014 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De Inspecteur heeft geen uitspraak gedaan op de bezwaren tegen de aanslagen premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2014.
1.9
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2017 het bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW voor het jaar 2015 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De Inspecteur heeft geen uitspraak gedaan op de bezwaren tegen de aanslagen premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2015.
1.1
Belanghebbende heeft op 11 oktober 2017 beroep ingesteld. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.11
De Inspecteur heeft op 15 januari 2019 verweerschriften ingediend.
1.12
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [ A ].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is geboren in Haïti. Per maart 2010 heeft belanghebbende zich ingeschreven in het bevolkingsregister van Curaçao.
2.2
In de onderhavige jaren 2012 tot en met 2015 is belanghebbende als tuinman in dienstbetrekking werkzaam bij [ Q ]. Daarnaast is belanghebbende in de jaren 2014 en 2015 in dienstbetrekking werkzaam bij [ T ]. De uit deze dienstbetrekkingen genoten looninkomsten heeft belanghebbende in zijn aangiften in aanmerking genomen.
2.3
In de aangiften voor de jaren 2012, 2013 en 2014 heeft belanghebbende verder nog inkomsten uit andere arbeid (tuinonderhoud) aangegeven ten bedrage van respectievelijk NAf 19.000, NAf 20.000 en NAf 17.500.
2.4
Blijkens een opgave van [ G ] BV heeft belanghebbende in 2012 als tuinman gewerkt en is daarvoor een bedrag van NAf 125 aan hem betaald.
2.5
De aanslagen zijn, behoudens kleine correcties, opgelegd overeenkomstig de aangiften.
2.6
In bezwaar en beroep neemt belanghebbende het standpunt in dat hij in de aangiften ten onrechte de inkomsten uit andere arbeid heeft aangegeven.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen naar een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot handhaving.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep en bezwaar te beoordelen.
Beroep tegen uitspraken op bezwaar
4.2
In artikel 31 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een gemotiveerd beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.3
Wat betreft de aanslagen inkomstenbelasting 2012 tot en met 2015, de aanslagen premies AOV/AWW 2012 en 2015 en de aanslag premie AVBZ 2012 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan op 28 juli 2017. Het beroepschrift is op 11 oktober 2017 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
4.5
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Dat hij de uitspraken op bezwaar heeft doorgestuurd naar een adviseur, komt volledig voor rekening en risico van belanghebbende. De beroepen tegen de uitspraken op bezwaar dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar
4.6
Met betrekking tot de aanslagen premies AOV/AWW 2013 en 2014, de aanslagen premie AVBZ 2013, 2014 en 2015 en de aanslagen premie BVZ 2013, 2014 en 2015, heeft de Inspecteur geen uitspraken op bezwaar gedaan. Het door belanghebbende ingestelde beroep van 11 oktober 2017 wordt in zoverre geacht te zijn gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
4.7
Het bezwaarschrift tegen de aanslagen is op 4 november 2016 door de Inspecteur ontvangen.
4.8
Ingevolge artikel 30, lid 2, ALL is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 4 augustus 2017, een uitspraak heeft gedaan.
4.9
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 4 augustus 2018, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.1
Belanghebbende heeft op 11 oktober 2017 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.11
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen tegen de aanslagen premies AOV/AWW 2013 en 2014, de aanslagen premie AVBZ 2013, 2014 en 2015 en de aanslagen premie BVZ 2013, 2014 en 2015. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog beslissingen te nemen op het bezwaar. De op het bezwaar te nemen beslissingen kunnen tot niets ander leiden dan tot een ongegrondverklaring. Redengevend daarvoor is het volgende.
Ontvankelijkheid bezwaar
4.12
In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.13
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 24 juli 2015 (2013), 3 juni 2016 (2014) en 28 oktober 2016 (2015). Het bezwaarschrift is op 4 november 2016 ingediend. Deze bezwaren tegen de aanslagen voor de jaren 2013 en 2014 zijn dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.14
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest
4.15
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht de bezwaren tegen de aanslagen premies AOV/AWW 2013 en 2014, de aanslagen premie AVBZ 2013 en 2014 en de aanslagen premie BVZ 2013 en 2014 dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Bezwaar tegen aanslagen premie AVBZ 2015 en BVZ 2015
4.16
Het Gerecht zal uitsluitend met betrekking tot de aanslagen premie AVBZ 2015 en BVZ 2015 een inhoudelijke beslissing nemen.
4.17
Blijkens de verzamelloonstaten van de werkgevers [ Q ] en [ T ] heeft belanghebbende in 2015 looninkomsten genoten ten bedrage van respectievelijk NAf 21.768 en NAf 15.987. Deze bedragen volgen ook uit de door belanghebbende ingebrachte loonbelastingkaarten. Bij het vaststellen van de aanslagen heeft de Inspecteur deze loongegevens gevolgd en een premie-inkomen van NAf 37.255 in aanmerking genomen. Gesteld noch gebleken is dat dit premie-inkomen te hoog is vastgesteld.
Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht het bezwaar tegen de aanslag premie AVBZ 2015 en de aanslag premie BVZ 2015 dan ook ongegrond verklaren.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De Inspecteur heeft op de bezwaren tegen de aanslagen premies AOV/AWW 2013 en 2014, de aanslagen premie AVBZ 2013, 2014 en 2015 en de aanslagen premie BVZ 2013, 2014 en 2015, niet tijdig uitspraak gedaan, waarna belanghebbendes gemachtigde daartegen beroep heeft ingesteld. De Inspecteur heeft nog immer geen uitspraak gedaan. De Inspecteur zal worden veroordeeld in de kosten die redelijkerwijs moesten worden gemaakt voor het beroep tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar (vgl. HR 30 november 2012, nr. 12/01076, ECLI:NL:HR:2012:BY4638).
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd.
5.3
Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen voor wat betreft de beroepsprocedure worden berekend op NAf 175 (1 punt voor beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep tegen niet tijdig beslissen)). De gemachtigde van belanghebbende heeft lopende de beroepsprocedure gedesisteerd, zodat alleen de kosten van het beroepschrift voor vergoeding in aanmerking komen.
5.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen inkomstenbelasting 2012 tot en met 2015, de aanslagen premie AOV/AWW 2012 en 2015 en de aanslag premie AVBZ 2012, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de aanslagen premies AOV/AWW 2013 en 2014, de aanslagen premie AVBZ 2013, 2014 en 2015 en de aanslagen premie BVZ 2013, 2014 en 2015, gegrond;
  • verklaart het bezwaar tegen de aanslagen premies AOV/AWW 2013 en 2014, de aanslagen premie AVBZ 2013 en 2014 en de aanslagen premie BVZ 2013 en 2014 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het bezwaar tegen de aanslag premie AVBZ 2015 en de aanslag premie BVZ 2015 ongegrond;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 175; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 11 februari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500