ECLI:NL:OGEAC:2019:234

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
CUR201803039
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke bevoegdheid van Curaçao om opcenten te heffen op grondbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, wonende te Curaçao, in beroep ging tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft de heffing van opcenten op de aanslagen grondbelasting voor het jaar 2013. Belanghebbende betoogde dat het land Curaçao in 2013 de wettelijke bevoegdheid ontbeerde om opcenten te heffen, omdat de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (ERNA) op 10 oktober 2010 was ingetrokken. Het Gerecht oordeelde echter dat de Eilandsverordening heffing opcenten, die op 22 december 1972 was vastgesteld, ook na de intrekking van de ERNA van kracht bleef. Dit was mogelijk door de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao (LAOWB), die bepaalt dat alle op 10 oktober 2010 geldende eilandsverordeningen van kracht blijven totdat ze zijn gewijzigd of ingetrokken. Het Gerecht concludeerde dat de Eilandsverordening heffing opcenten de status van landsverordening had verkregen en dat de heffing van opcenten op de aanslagen grondbelasting in Curaçao dus wettelijk was. Het betoog van belanghebbende faalde, en het beroep werd ongegrond verklaard. Het Gerecht zag geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 11 oktober 2019
BBZ nr. CUR201803039
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[X], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak Kaya Butuela G-37 op 10 september 2013 een aanslag grondbelasting inclusief opcenten voor het jaar 2013 opgelegd van NAf 932. De opcenten bedragen NAf 122 (15%).
1.2
Belanghebbende heeft op 8 november 2013 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, in het bijzonder tegen de opcenten.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 juli 2018 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 13 september 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald. Belanghebbende heeft het beroep op 5 november 2018 gemotiveerd.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 augustus 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende betoogt dat het land Curaçao in het jaar 2013 de wettelijke bevoegdheid mist om opcenten te heffen op de aanslagen grondbelasting. Het heffen van opcenten was een bevoegdheid die op grond van artikel 2a, lid 1, letter B, van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (hierna: ERNA) ‘bij uitsluiting aan de eilandgebieden toekomt’. Nu de ERNA op 10 oktober 2010 is ingetrokken, ontbeert de heffing van opcenten vanaf die datum een wettelijke basis, aldus belanghebbende. Dit betoog kan om de navolgende redenen niet slagen.
2.2
Bij Eilandsverordening van 22 december 1972 (AB 1972 no. 47) heeft de Eilandsraad van Curaçao besloten dat op de aanslagen in de grondbelasting vijftien opcenten worden geheven (hierna: de Eilandsverordening heffing opcenten).
2.3
Artikel 1 van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao (AB 2010 no. 87) (hierna: LAOWB) bepaalt onder meer dat alle op 10 oktober 2010 in Curaçao geldende eilandsverordeningen van kracht blijven totdat zij met inachtneming van de Staatsregeling zijn gewijzigd of ingetrokken. Deze eilandsverordeningen verkrijgen op grond van artikel 5 LAOWB de status van landsverordeningen van Curaçao.
2.4
Het bepaalde in artikel 1 LAOWB brengt mee dat de Eilandsverordening heffing opcenten ook vanaf 10 oktober 2010 van kracht blijft tot het moment waarop deze regeling wordt ingetrokken. Op grond van artikel 5 LAOWB heeft deze eilandsverordening vanaf 10 oktober 2010 de status van landsverordening verkregen.
2.5.
Nu de Eilandsverordening heffing opcenten na 10 oktober 2010 niet is gewijzigd of ingetrokken, brengt het bepaalde in artikel 1 LAOWB mee dat deze verordening ook nadien van kracht is gebleven en in de hoedanigheid van landsverordening de wettelijke basis vormt voor de heffing van opcenten op de aanslagen grondbelasting in Curaçao. De tot 10 oktober 2010 krachtens artikel 2a, lid 1, letter B, ERNA bestaande bevoegdheid van het eiland Curaçao tot het heffen van opcenten, is per die datum dus omgevormd tot een overeenkomstige bevoegdheid voor het land Curaçao om op grond van de tot landsverordening getransformeerde eilandsverordening opcenten te heffen (vgl. GHvJ 17 augustus 2017, nr. CUR2016H00034, ECLI:NL:OGHACMB:2017:91). Het betoog van belanghebbende faalt derhalve.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 11 oktober 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500