ECLI:NL:OGEAC:2019:22

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
CUR201702070
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en aftrek studiekosten

In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, beroep ingesteld tegen de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2015, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van NAf 110.819. Belanghebbende had in zijn aangifte studiekosten van NAf 9.681 opgevoerd, maar de Inspecteur heeft slechts NAf 3.758 als buitengewone lasten en het wettelijk maximum van NAf 2.500 als beroepskosten in aftrek toegelaten. Dit leidde tot een weigering van aftrek voor een bedrag van NAf 3.423.

Tijdens de zitting op 30 januari 2019 werd het geschil beperkt tot de uitleg van artikel 9C, lid 2, letter b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB). De Inspecteur stelde dat het wettelijk maximum van NAf 2.500 betrekking heeft op alle door belanghebbende opgevoerde studiekosten, terwijl belanghebbende betoogde dat dit maximum alleen geldt voor de kosten van cursussen, congressen, seminars en dergelijke. Het Gerecht oordeelde dat de aftrekbeperking enkel betrekking heeft op de genoemde kosten en dat de studiekosten van belanghebbende in aftrek moeten komen.

Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van NAf 107.396. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.

Uitspraak

Uitspraak van 8 februari 2019
BBZ nr. CUR201702070
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 9 december 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 110.819.
1.2
Belanghebbende heeft op 27 december 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 september 2017 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 19 oktober 2017 beroep ingesteld. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.5
Belanghebbende heeft op 20 januari 2019 een nader stuk ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 24 januari 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [ A ].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2015 een bedrag aan studiekosten in aftrek gebracht van NAf 9.681.
2.2
Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur van deze studiekosten een bedrag van NAf 3.758 als buitengewone lasten in aanmerking genomen, en daarnaast een bedrag ter grootte van het wettelijk maximum van NAf 2.500 als beroepskosten in aftrek toegelaten. De Inspecteur heeft dus per saldo ter zake van een bedrag van NAf 3.423 aftrek geweigerd.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslag juist is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende stelt dat ook de uitgaven van NAf 3.423 als beroepskosten in aftrek moeten komen. De Inspecteur verdedigt het tegenovergestelde standpunt.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag met een bedrag van NAf 3.423. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.OVERWEGINGEN

4.1.
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) komen de kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst van een beroep, zoals beroepskosten, in aftrek. Onder beroepskosten worden verstaan de kosten nodig voor de uitoefening van een beroep of rechtstreeks daartoe betrekking hebbende.
4.2
Op grond van artikel 9, lid 3, LIB kunnen de beroepskosten in aftrek worden gebracht voor zover deze meer bedragen dan NAf 1.000.
4.3
In artikel 9C LIB is een beperking van voornoemde kostenaftrek opgenomen. Ingevolge artikel 9C, lid 2, letter b, LIB worden kosten, voor zover die verband houden met cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke, met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf, slechts voor 75% in aanmerking genomen, tot ten hoogste een bedrag NAf 2.500.
4.4
Belanghebbende heeft gesteld, hetgeen de Inspecteur niet heeft weersproken, dat de door hem opgevoerde kosten als beroepskosten in de zin van artikel 9, lid 1, LIB aangemerkt kunnen worden. Het Gerecht zal hierover dan ook geen oordeel vellen, hoe zeer ook getwijfeld kan worden aan de juistheid ervan.
4.5
Partijen hebben ter zitting het geschil beperkt tot de uitleg van het bepaalde in artikel 9C, lid 2, letter b, LIB. Volgens de Inspecteur heeft het daarin genoemde wettelijke maximum van NAf 2.500 betrekking op alle door belanghebbende opgevoerde studiekosten, hetgeen meebrengt dat de aftrek van een bedrag van NAf 3.423 terecht is geweigerd. Belanghebbende meent daarentegen dat dit maximum alleen betrekking heeft op de in die bepaling genoemde kosten voor cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke, en dat de studiekosten van NAf 3.423 dus in aftrek moeten komen nu deze kosten daarop geen betrekking hebben.
4.5
De wettekst bevat in de woorden 'voor zover die verband houden met een hierna te noemen post’ een aanwijzing dat de aftrekbeperking enkel betrekking heeft op de kosten van het deelnemen aan cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke (vgl. HR 20 september 2002, nr. 37362, ECLI:NL:HR:2002:AE7862). Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever ook andere studiekosten die betrekking hebben op de uitoefening van een bedrijf of beroep, gedeeltelijk van aftrek heeft willen uitsluiten.
4.6
Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. Dit betekent, hetgeen tussen partijen niet in geschil is, dat het belastbaar inkomen alsdan met een bedrag van NAf 3.423 dient te worden verminderd tot NAf 107.396.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 107.396;
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 8 februari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500