ECLI:NL:OGEAC:2019:217

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
Cur201903648
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van de noodregeling van Banco del Orinoco in faillissement

Op 4 oktober 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in de zaak tussen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en Banco del Orinoco N.V. (BDO). CBCS had op 27 september 2019 een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van BDO, nadat eerder op 5 september 2019 een noodregeling was uitgesproken voor BDO. Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 is vastgesteld dat BDO niet in staat was om aan haar financiële verplichtingen te voldoen, met een negatief eigen vermogen en een aanzienlijke schuldenlast van meer dan 1,5 miljard aan depositohouders. CBCS heeft aangetoond dat BDO zich had bediend van vervalste financiële stukken en dat er geen vermogen was ondergebracht bij de door BDO genoemde effectenbewaarders. De rechter heeft geoordeeld dat de situatie van BDO zodanig was dat de doeleinden van de noodregeling niet gerealiseerd konden worden. Daarom heeft het gerecht besloten om de noodregeling om te zetten in een faillissement. In de uitspraak is mr. P.E. de Kort benoemd tot rechter-commissaris en zijn mrs. M.R.B. Gorsira en C.M. van Liere aangesteld als curatoren. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS

inzake het verzoek van:
de openbare rechtspersoon
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R.B. van Hees,
tot faillietverklaring van:
de naamloze vennootschap
BANCO DEL ORINOCO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster.
Partijen zullen hierna CBCS en BDO genoemd worden.

Procesverloop

CBCS heeft op 27 september 2019 een verzoekschrift ingediend. BDO is bij aan haar vestigingsadres aan de Windstraat in Punda uitgebracht exploot van 2 oktober 2019 opgeroepen. Advocaat mr. J. Bloem heeft voorafgaand aan de zitting namens de aandeelhouder van BDO om aanhouding verzocht, welk verzoek niet is ingewilligd. Zijn e-mails met bijlagen zijn als verweerschrift aangemerkt. Op 4 oktober 2019 is een verhoor in raadkamer gehouden. Namens CBCS is haar gemachtigde verschenen. Tevens zijn van de zijde van CBCS verschenen […]. Als toehoorder is verschenen […], kantoorgenoot van mr. Bloem.

Gronden van de beslissing

Bij beschikking van dit gerecht van 5 september 2019 is ten aanzien van BDO de noodregeling uitgesproken (
ECLI:NL:OGEAC:2019:179 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAC:2019:179)). Aan CBCS zijn daarbij machtigingen verleend conform het bepaalde in artikel 28 lid 2 LTBK en artikel 33 lid 1 LTBK.
De aanvankelijke bestuurders van BDO zijn voorafgaand aan het uitspreken van de noodregeling teruggetreden danwel door de aandeelhouder van BDO ontslagen. Na het uitspreken van de noodregeling zijn zij door CBCS nogmaals ontslagen.
CBCS verzoekt omzetting van de noodregeling in faillissement.
CBCS legt aan haar verzoek ten grondslag dat gebleken is dat, anders dan ten tijde van het uitspreken van de noodregeling door BDO werd beweerd, geen vermogen van BDO is ondergebracht bij de drie door BDO genoemde effectenbewaarders Farringdon, Welden en Vistra. CBCS heeft haar eerdere vaststelling dat BDO zich bij haar financiële verantwoording aan CBCS en de externe accountant heeft bediend van vervalste stukken bevestigd gezien. Aan vermogen is tot dusver volgens CBCS slechts voor enkele honderdduizenden getraceerd, tegenover verplichtingen van ruim 1,5 miljard aan (overwegend Venezolaanse en andere Latijns-Amerikaanse) depositohouders en verplichtingen uit hoofde van de bedrijfsvoering van BDO, waaronder verplichtingen terzake loon en huur.
Ingevolge artikel 37 lid 1 LTBK moet de CBCS het faillissement van de kredietinstelling aanvragen als het eigen vermogen negatief is en de doeleinden van de noodregeling niet gerealiseerd kunnen worden.
Uit het verzoekschrift en de toelichting ter zitting is aannemelijk geworden dat deze situatie zich ten aanzien van BDO voordoet en dat zelfs onvoldoende middelen beschikbaar zijn om de lopende (boedel)verplichtingen van BDO te voldoen. Het verweerschrift biedt geen aanknopingspunten voor een tegengesteld oordeel, waarbij van belang is dat thans het gaat om de huidige situatie van BDO, niet de situatie in voorgaande jaren. De omstandigheid dat (pro forma) beroep is ingesteld tegen de intrekking van BDO’s vergunning kan niet aan toewijzing van het omzettingsverzoek in de weg staan.
Beslist zal dan ook worden zoals hierna omschreven.

Beslissing

Het gerecht:
- verklaart BDO in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. P.E. de Kort, rechter in dit gerecht;
- stelt aan tot curatoren de advocaten mrs. M.R.B. Gorsira en C.M. van Liere, kantoorhoudende te Curaçao, Julianaplein 22, telefoon +599 9 4613400, e-mail:
gorsira@ekvandoorne.comen
liere@ekvandoorne.com.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken op 4 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.