In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) tegen de naamloze vennootschap Banco del Orinoco N.V. (BDO). CBCS verzocht om de toepassing van een noodregeling op BDO, die onder toezicht staat van CBCS, vanwege ernstige tekortkomingen in de bedrijfsvoering en het gebruik van vervalste documenten ter onderbouwing van de financiële positie van de bank. De procedure begon met een verzoekschrift van CBCS op 2 september 2019, gevolgd door een zitting op 3 september 2019.
Het Gerecht overwoog dat BDO al geruime tijd disfunctioneert en dat er ernstige twijfels bestaan over de solvabiliteit en liquiditeit van de bank. CBCS had de bankvergunning van BDO ingetrokken op 2 september 2019, en BDO had hiertegen beroep ingesteld. Het Gerecht stelde vast dat de noodregeling alleen kan worden uitgesproken als de belangen van de gezamenlijke crediteuren dat vorderen. CBCS legde verschillende ernstige tekortkomingen van BDO bloot, waaronder het niet opvolgen van betaalinstructies en het gebruik van vervalste documenten.
Het Gerecht concludeerde dat de omstandigheden een noodregeling rechtvaardigen, gezien de ernstige aanwijzingen dat BDO haar bedrijfsvoering niet op orde heeft en de belangen van de rekeninghouders in het gedrang komen. De noodregeling werd uitgesproken, en CBCS werd gemachtigd om de bijzondere machtigingen te verlenen zoals bedoeld in de LTBK. De kosten van de noodregeling werden voorlopig vastgesteld op NAf 100.000, met de vereiste dat een eventueel nader verzoek om vaststelling van kosten vergezeld moet gaan van een informatief verslag.