Op 27 september 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij witwassen. De veroordeelde, geboren in 1962, had een vordering van het openbaar ministerie ontvangen tot betaling van een bedrag van USD 284.514,06 aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was gebaseerd op een totale omzet van 13.383.802 miljoen USD die de veroordeelde had gerealiseerd in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden en verbeurdverklaring van een appartement in Curaçao.
Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2018 en 2019, heeft het gerecht de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging gehoord. De verdediging betwistte de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel en voerde aan dat de commissie die de veroordeelde had ontvangen lager was dan door het openbaar ministerie werd gesteld. Het gerecht oordeelde dat de veroordeelde inderdaad wederrechtelijk voordeel had verkregen en schatte dit op een bedrag van ANG 509.280,17, rekening houdend met de koers van de dollar en de verbeurdverklaring van het appartement.
De beslissing van het gerecht houdt in dat de veroordeelde verplicht wordt gesteld tot betaling van het geschatte bedrag, verminderd met de verkoopopbrengst van het appartement. Het gerecht oordeelde dat er geen aanleiding was voor matiging van het bedrag, gezien de draagkracht van de veroordeelde en de redelijke termijn waarbinnen de beslissing werd genomen. De uitspraak werd gedaan door rechter S.M. van Lieshout, in aanwezigheid van griffier F. Kruiswijk en griffier M. Witteman.