ECLI:NL:OGEAC:2019:209

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
810.00007/18 (ontneming)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel in een witwaszaak

Op 27 september 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij witwassen. De veroordeelde, geboren in 1962, had een vordering van het openbaar ministerie ontvangen tot betaling van een bedrag van USD 284.514,06 aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was gebaseerd op een totale omzet van 13.383.802 miljoen USD die de veroordeelde had gerealiseerd in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden en verbeurdverklaring van een appartement in Curaçao.

Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2018 en 2019, heeft het gerecht de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging gehoord. De verdediging betwistte de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel en voerde aan dat de commissie die de veroordeelde had ontvangen lager was dan door het openbaar ministerie werd gesteld. Het gerecht oordeelde dat de veroordeelde inderdaad wederrechtelijk voordeel had verkregen en schatte dit op een bedrag van ANG 509.280,17, rekening houdend met de koers van de dollar en de verbeurdverklaring van het appartement.

De beslissing van het gerecht houdt in dat de veroordeelde verplicht wordt gesteld tot betaling van het geschatte bedrag, verminderd met de verkoopopbrengst van het appartement. Het gerecht oordeelde dat er geen aanleiding was voor matiging van het bedrag, gezien de draagkracht van de veroordeelde en de redelijke termijn waarbinnen de beslissing werd genomen. De uitspraak werd gedaan door rechter S.M. van Lieshout, in aanwezigheid van griffier F. Kruiswijk en griffier M. Witteman.

Uitspraak

Parketnummer: 810.00007/18 (ontneming)
Uitspraak: 27 september 2019
Tegenspraak
Beslissing van dit gerecht van 27 september 2019, gegeven op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1962 in geboorteplaats] ([geboorteland]),
adres: [adres] in [woonplaats].
Procesverloop
Het openbaar ministerie heeft een ongedateerde vordering ingediend voor de terechtzitting van 23 februari 2018 die inhoudt dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van USD 284.514,06.
De veroordeelde is bij vonnis van het gerecht van heden in de strafzaak veroordeeld ter zake van - kort gezegd en voor zover hier van belang – een gewoonte maken van witwassen (feit 1). Deze feiten zijn gepleegd op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015. Aan de veroordeelde is een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van twaalf maanden, met verbeurdverklaring van een appartement te [naam resort] Resort [nr appartement] te Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 februari 2018, 14 juni 2018, 15 februari 2019, 24, 25 en 28 juni 2019, 6 en 7 augustus 2019 en 6 september 2019.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 284.514,06. Hij heeft voor de precieze berekening verwezen naar het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel in het dossier. Dit proces-verbaal houdt wat die berekening betreft in dat het voordeel is gebaseerd op een totale omzet van 13.383.802 miljoen USD, die de veroordeelde volgens de aangetroffen boekhouding onder de code RA in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2011 tot en met 6 juli 2015 met swipen in Curaçao heeft gerealiseerd. Deze omzet is vermenigvuldigd met een commissie van 3%, nu de veroordeelde in haar vierde verhoor heeft aangegeven tussen de 2% en 3% commissie te hebben verdiend. Door de veroordeelde is aan kosten voor personeel, elektra en kantoorbenodigdheden in totaal ANG 117.0000,-- opgevoerd, waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomt op bovengenoemd bedrag.
Standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat veroordeeldes commissie 2% was, zoals ook door [getuige 1] als getuige ter zitting is verklaard. Doorrekenend levert dit op een opbrengst op van USD 267.676,04.
Daarnaast heeft de veroordeelde de navolgende kosten van [naam bedrijf 1] opgevoerd over de periode 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2015:
  • Huurkosten ANG 289.440,-
  • Electra ANG 81.113,28
  • Telefoon ANG 47.512,80
  • Personeel ANG 198.000,-
  • Kantoor ANG 33.000,-
Totaal ANG 649.066,08
Deze kosten kunnen volgens de raadsman in redelijkheid voor twee derde deel gerelateerd worden aan het strafbare feit waaruit het voordeel afkomstig is en komen daarom voor een bedrag van ANG 428.383,61 = USD 237.990,90 voor aftrek in aanmerking. Het totaal verkregen voordeel komt in de berekening van de raadsman uit op USD 29.685,14.
Oordeel van het gerecht
Het gerecht acht aannemelijk geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van het onder 1. bewezenverklaarde feit waarvoor zij is veroordeeld en/of soortgelijke en/of andere feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De veroordeelde heeft in haar verhoor op 7 december 2016 verklaard dat zij de door de opsporingsambtenaren gemaakte berekening, dat zij met het swipen, na aftrek van de kosten, een wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 284.514,06 heeft verkregen, redelijk vindt. Zij verklaart dat haar winst misschien iets meer was en haar kosten mogelijk iets lager. Voorts heeft zij verklaard dat zij in ieder geval de woning te [naam resort] resort [nr appartement] heeft gekocht met een deel van het geld dat zij verdiend heeft met het swipen. [1] Uit een bij de huiszoeking in de [naam straat] aangetroffen factuur blijkt dat deze woning is aangekocht voor een bedrag van USD. 277.675,--. [2] Gelet op dit alles schat het gerecht het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op USD 284.514,06.
Dit bedrag staat naar de koers van 6 juli 2015 van 1,79 ANG per USD gelijk aan
ANG 509.280,17.
Gelet op deze verklaring van de veroordeelde ziet het gerecht geen aanleiding om nog rekening te houden met aftrek van kosten.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet geen rekening worden gehouden met de te verwachten fiscale consequenties van de voordeelsontneming door deze in mindering te brengen op het geschatte bedrag, aangezien, voor zover belasting verschuldigd is over wederrechtelijk verkregen voordeel, die belastingheffing weer ongedaan wordt gemaakt indien en voor zover dat voordeel wordt ontnomen (ECLI:NL:HR:1998:ZD0947).
Voor zover er in het geval van de veroordeelde, op het moment van de huiszoekingen, nog door de veroordeelde geswipete bedragen op de bankrekeningen van[alphabethreeks 1] stonden, over welke bedragen zij niet langer kon beschikken, maar die zij wel (deels) aan haar klanten heeft moeten terugbetalen en nog zal moeten terugbetalen, overweegt het gerecht dat niet is gebleken welke klanten en welke bedragen het hier betreft, zodat daarmee geen rekening kan worden gehouden.
Gelet op al het bovenstaande schat het gerecht het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op ANG 509.280,17.
Verplichting tot betaling aan het Land
Redelijke termijn
Voor zover het gerecht uit de beschikbare stukken heeft kunnen afleiden, heeft de officier van justitie op de terechtzitting van 23 februari 2018 de vordering gedaan als bedoeld in art. 1:77 van het Wetboek van Strafrecht. Het gerecht beschouwt daarom die datum als aanvang van de voor de ontneming op zijn redelijkheid te beoordelen termijn.
Nu de beslissing op de vordering plaatsvindt binnen twee jaar na aanvang van die termijn, is er ten aanzien van de ontneming geen sprake van overschrijding daarvan, zodat op die grond geen aftrek zal plaatsvinden.
Draagkracht
Het gerecht overweegt dat in een ontnemingsprocedure de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld indien duidelijk is dat de huidige en redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet toereikend zullen zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
Nog afgezien van het feit dat de veroordeelde als opbrengst van de strafbare feiten de beschikking heeft (gehad) over een netto geldbedrag van ruim 500.000,- ANG, dat tot nu toe niet is terugbetaald, is er geen sprake van de hierboven bedoelde situatie, zodat er geen aanleiding is voor matiging.
Wat betreft het appartement [naam resort] Resort [nr appartement]
In het vonnis in de strafzaak is dit appartement verbeurdverklaard nu dit met de opbrengst van het onder 1. bewezen geachte feit is aangeschaft. Om dubbele afneming te voorkomen zal het gerecht daarom het aan het Land te betalen bedrag verminderen met het bedrag van de verkoopopbrengst van dit appartement.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het gerecht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
ANG 509.280,17 (vijfhonderdnegenduizendtweehonderdtachtig gulden en zeventien cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
ANG 509.280,17 (vijfhonderdnegenduizendtweehonderdtachtig gulden en zeventien cent), te verminderen met het bedrag van de verkoopopbrengst van het appartement te [naam resort] Resort [nr appartement] te Curaçao.
Bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (een) jaar.
Deze beslissing is gegeven door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao in bijzijn van mr. M. Witteman, griffier op 27 september 2019.
uitspraakgriffier

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (zelf genummerde ordner 6, bijlage 5, p 5).
2.Een proces-verbaal, van bevindingen Zaaksdossier Troja, opgemaakt op 1 juni 2017 in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (zelf genummerde ordner 5, bijlage 1, p 6)