ECLI:NL:OGEAC:2019:195

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
Lar CUR201601401
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen korting op ouderdomspensioen wegens verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarbij een korting van 10,25% op haar ouderdomspensioen was toegepast. Deze korting was gebaseerd op het feit dat eiseres tussen 2 november 1972 en 27 november 1977 in het buitenland verbleef en daardoor niet verzekerd was onder de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (LvAOV). Eiseres betoogde dat deze korting onterecht was, omdat zij tijdens haar studie in de Verenigde Staten meerdere keren naar Curaçao was teruggekeerd om te werken en stage te lopen. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft echter geoordeeld dat eiseres niet in staat was om tegenbewijs te leveren voor de door de Sociale Verzekeringsbank overgelegde registratie, waaruit bleek dat zij in de genoemde periode als niet-ingezetene was aangemerkt. De door eiseres ingediende stukken waren niet objectief verifieerbaar, waardoor het Gerecht de registratie als juist heeft aangenomen. Eiseres voerde ook aan dat de korting een schending van haar eigendomsrecht vormde, maar het Gerecht verwierp dit argument en verwees naar eerdere jurisprudentie. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. F. Pais-Fruchter, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 30 januari 2015 heeft verweerster eiseres op de voet van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (LvAOV) met ingang van haar 60ste levensjaar een ouderdomspensioen toegekend. Daarbij is een korting van 10,25 % toegepast omdat eiseres tussen 2 november 1972 en 27 november 1977 (de periode) wegens verblijf in het buitenland niet verzekerd is geweest. Voorts is een korting van 30 % toegepast, omdat eiseres op grond van een overgangsregeling al voor haar 65ste levensjaar aanspraak heeft gemaakt op een ouderdomspensioen.
Bij beschikking van 29 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerster het tegen de korting van 10,25 % gerichte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2017. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Gerecht heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerster de gelegenheid te bieden ontbrekende stukken in te dienen.
Op 16 mei 2018 heeft verweerster een nader stuk ingediend. Bij brief met aanvullende producties van 11 juni 2018 heeft eiseres hierop gereageerd. Na toestemming van partijen om de zaak zonder nadere zitting af te doen, heeft het Gerecht het onderzoek op 5 april 2019 gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, eerste en tweede volzin, van het Eerste Protocol bij het EVRM (het EP) heeft iedere natuurlijke persoon recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
1.1
Op grond van artikel 1 van de op 1 september 1960 in werking getreden Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, zoals die geldt vanaf de wijziging per 1 maart 2013 (LvAOV oud), wordt onder ingezetene verstaan hij die in de Nederlandse Antillen (lees: Curaçao) woont.
Op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening degene, die de leeftijd van 15 jaar, doch niet die van 60 jaar heeft bereikt, indien hij ingezetene is; geen ingezetene is, doch terzake in de inkomstenbelasting wordt aangeslagen als binnen Curaçao wonende belastingplichtige; geen ingezetene is en evenmin geacht kan worden blijvend buiten Curaçao te wonen, doch terzake van buiten Curaçao verrichte arbeid wedde of loon geniet ten laste van Curaçao, mits hij Nederlander is. Op grond van het derde lid kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, personen die niet ingevolge het eerste lid verzekerd zijn, als verzekerden in de zin van deze landsverordening worden aangemerkt.
Op grond van artikel 8, eerste lid, wordt op het bedrag van een volledig ouderdomspensioen een korting toegepast van 2% voor elk kalenderjaar gelegen dat de pensioengerechtigde na het bereiken van de 15-jarige, doch voor het bereiken van de 60-jarige leeftijd niet verzekerd is geweest.
2. Eiseres, die in de periode overwegend wegens studie in de Verenigde Staten van Amerika heeft verbleven, betoogt dat verweerster ten onrechte de korting van 10,25 % op het aan haar toegekende ouderdomspensioen heeft toegepast. In dit verband voert zij aan dat zij na het afronden van de middelbare school in 1971 met een F-1 Visa (en dus geen studiebeurs) in de Verenigde Staten van Amerika is gaan studeren en tijdens haar gehele studieperiode meerdere malen per jaar naar Curaçao is geweest om tijdens de vakantie te werken en om de aan haar studie verbonden stageperiodes te doorlopen. Bij het afstuderen in 1975 was zij in datzelfde jaar teruggekeerd naar Curaçao om alhier te werken alwaar zij tevens is getrouwd, aldus nog steeds eiseres.
3. Eiseres betoogt tevergeefs dat verweerster ten onrechte op grond van artikel 5 van de LvAOV de periode heeft aangemerkt als niet verzekerde jaren en als gevolg daarvan een korting van 10,25% op haar ouderdomspensioen heeft toegepast. Ten aanzien daarvan overweegt het Gerecht als volgt.
3.1
Uit de door verweerster overgelegde akte uit het Bevolkingsregister blijkt dat eiseres op 2 november 1972 uit het basisregister werd uitgeschreven als zijnde vertrokken naar de Verenigde Staten van Amerika en dat zij sedert 28 november 1977 weer als ingezetene staat ingeschreven (de registratie).
Eiseres is er niet in geslaagd om tegenbewijs te leveren. De door haar ingediende stukken zijn niet objectief verifieerbaar zoals bijvoorbeeld verklaringen van de belastingdienst of andere stukken afkomstig van die dienst dat wel zijn. Daarom moet van de juistheid van de registratie worden uitgegaan.
4. Eiseres betoogt evenzeer tevergeefs dat het bestreden besluit een aantasting van haar eigendomsrecht vormt waaraan artikel 1, eerste volzin, van het EP in de weg staat. Ter motivering verwijst het Gerecht naar de uitspraak van het Hof van 21 december 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:154, in het bijzonder r.o. 4.1.
5. De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
6. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. D. Haan, voorzitter, J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2019, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.