Uitspraak
Appellant], wonend in Curaçao,
Appellant heeft met gebruikmaking van artikel II, tweede lid, van de Wijzigingswet vanaf zijn 60ste levensjaar recht doen gelden op uitbetaling van zijn opgebouwde rechten terzake ouderdomspensioen. In de gevallen waarin de verzekerde gebruik maakt van deze mogelijkheid, wordt ingevolge het vierde lid van dat artikel voor ieder jaar dat de verzekerde eerder dan zijn 65ste levensjaar zijn recht doet gelden, een korting van 6% toegepast.
Inmiddels heeft de regering besloten dat aan personen die - zoals appellant - in de periode van 1 maart 2014 tot 1 maart 2016 met gebruikmaking van de overgangsregeling hun recht hebben doen gelden, tegemoet wordt gekomen door eerst 10% en later nog eens 5% aan korting terug te geven, zodat de korting feitelijk geen 30% maar 15% bedraagt (5 x 3% per jaar).
Appellant heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de toegepaste korting een onevenredig zware - financiële - last op hem legt. Ook is niet gebleken dat appellant noodgedwongen vanaf zijn 60ste levensjaar aanspraak op uitkering van het ouderdompspensioen heeft moeten maken, en daarmee geen andere keuze had dan de korting te aanvaarden, omdat hij anders geen inkomen meer zou hebben. Het algemene gegeven dat de bedrijfspensioengerechtigde leeftijd doorgaans hoger is, acht het Hof daarbij niet van belang. Daar komt bij dat de korting feitelijk is terugebracht naar 15% (5 x 3% per jaar). Dat de halvering van de korting niet wettelijk is geregeld, betekent niet dat aan deze door de regering genomen beslissing rechtens geen betekenis toekomt. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat in het concrete geval sprake is van schending van artikel 1 van het EP op de grond dat toepassing van artikel II, vierde lid, van de Wijzigingswet een onevenredig zware last voor appellant met zich brengt.
Beslissing
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 26 oktober 2016 in zaak nr. Lar 74123/2015 – 31/16 voor zover in hoger beroep aangevallen;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
ongegrond;
gelastdat de Sociale Verzekeringsbank aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van NAf. 100,- (zegge: honderd gulden) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.