In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag premie ZV/OV die door de Sociale Verzekeringsbank aan eiser is opgelegd. Eiser, eigenaar van de eenmanszaken [eenmanszaak 1] en [eenmanszaak 2], heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd wegens te weinig geheven premie. Eiser betoogde dat zijn bedrijven niet meer operationeel waren en dat hij in detentie zat in Nederland. De Sociale Verzekeringsbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard, maar eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 26 juni 2019 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigde van de verweerster was wel aanwezig.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verweerster bij de heroverweging van het bezwaar niet de nieuwe informatie die door eiser was overgelegd, had betrokken. Dit is in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het Gerecht oordeelde dat de heroverweging van de beschikking op bezwaar in beginsel moet geschieden met toepassing van het recht zoals dat geldt op het moment van de beschikking. Aangezien de verweerster de nieuwe gegevens niet had meegenomen in haar overwegingen, was er sprake van een motiveringsgebrek.
De slotsom was dat het beroep van eiser gegrond werd verklaard. Het bestreden besluit werd vernietigd en de verweerster werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van de uitspraak van het Gerecht. Tevens werd verweerster opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.