ECLI:NL:OGEAC:2019:158

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
500.00394/198
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan mensenhandel en medeplichtigheid aan mensensmokkel in Curaçao

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan mensenhandel en mensensmokkel. De zaak betreft de uitbuiting van zogenaamde 'trago-meisjes' die vanuit Venezuela naar Curaçao zijn gekomen onder slechte omstandigheden. De verdachte, een politieambtenaar, was op de hoogte van de omstandigheden waaronder deze vrouwen werkten en verbleven, maar heeft nagelaten in te grijpen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de mensenhandel die door zijn medeverdachten werd gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van medeplichtigheid aan mensensmokkel, omdat het bewijs tekortschiet. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte, door zijn nalaten, de uitbuiting van de 'trago-meisjes' heeft gefaciliteerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar deze zijn niet ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00394/198

Uitspraak: 19 juni 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019 en 29 mei 2019. De verdachte is telkens verschenen, laatstelijk bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.L. Lie Atjam, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met ieder een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E.J. de Groot, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit, het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van NAf 3.000,--, en van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van NAf 16.000,--, telkens onder de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partijen in hetgeen zij overigens hebben gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd en is verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

medeplichtigheid aan mensenhandel

1.
dat (mede)verdacht(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), te weten
  • [BENADEELDE 2] (“[voornaam benadeelde 2]”) en/of
  • [SLACHTOFFER 1] (“[voornaam slachtoffer 1]”), en/of
  • [SLACHTOFFER 2] en/of
  • [BENADEELDE 1], en/of
  • een of meer andere personen,
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub a, c, d, f en/of i van artikel 239 Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten
(sub a)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die een of meer vernoemde slachtoffers/ personen,
en/of
(sub c)
heeft aangeworven, meegenomen of ontvoert met het oogmerk zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(sub d)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die een of meer vernoemde slachtoffers/ personen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
(sub f)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die een of meer vernoemde slachtoffers/ personen
en/of
(sub i)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem/haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde,
immers heeft hij/zij, verdachte, en/of zijn/haar mededader(s)
terwijl verdachte wist dat een of meer van vernoemde slachtoffers/ personen in een slechte financiële situatie verkeerden en/of de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en/of dat die slachtoffers de Papiamentse en/of Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was/waren en /of die slachtoffers (vrijwel) niemand kende op Curaçao en/of geen werkvergunningen en verblijfsvergunningen op Curaçao had(den),
een of meer van de vernoemde slachtoffers/ personen:
  • in Venezuela benaderd of laten benaderen met het verzoek om in Curaçao, bij La Tasca, te komen werken (zonder contract), en/of voor hen de reis van Venezuela naar Curaçao laten regelen en betalen, en/of
  • gehuisvest in een (kleine, gedeelde) kamer tegenover La Tasca, te weten in of nabij Hotel Carlos te Otrabanda, en/of hen verplicht om aldaar te wonen en nergens anders, en/of
  • 300 gulden per maand laten betalen voor deze kleine gedeelde kamer, en/of van hun salaris een onbekend huurbedrag afgetrokken, en/of maar 1 kamersleutel verstrekt per kamer waar 4 personen moesten verblijven,
  • uitgelegd dat met een schuld aan verdachten werd begonnen in La Tasca en dat door daar te werken de schuld kon worden ingelost, en dat zij niet mochten stoppen met werken in La Tasca alvorens de schuld werd ingelost, en/of
  • uitleg gegeven over de werkzaamheden die (zonder contract en zonder werkvergunning), moesten worden verricht in La Tasca, te weten hoe zij met klanten om moest gaan, dat zij zoveel mogelijk drankjes moesten verkopen en de klanten moesten verleiden en met hen dansen, en/of
  • uitgelegd dat tokens verdiend moesten worden door als trago-meisje in La Tasca te werken en zij voor inlevering van elke token 3 gulden zouden krijgen, en/of
  • opgelegd dat er gewerkt moest worden van 22.00/22.30 uur tot 7.00 uur of 11.00 uur, in ieder geval tot de laatste klant uit La Tasca weg was, en/of
  • uitgelegd dat seks met klanten ook tot de werkzaamheden in La Tasca kon behoren, en dat in dat geval (ongeveer) 200 gulden betaald diende te worden aan verdachte(n) alvorens La Tasca met de klant verlaten mocht worden, en dat de seks verplicht in Hotel Carlos diende plaats te vinden, en/of
  • uitgelegd dat als zij met een klant naar buiten wilden altijd eerst (ongeveer) 200 gulden betaald moest worden aan verdachten en/of de barman, en/of
  • een weeksalaris gegeven van 125 tot 175 gulden, waarbij voornoemde personen 6 dagen in de week moesten werken van 22.00/22.30 totdat alle klanten weg waren (tussen 7.00 uur en 11.00 uur in de ochtend), en/of
  • uitgelegd dat boetes van (ongeveer) 200 tot 250 gulden betaald moesten worden als zij niet op tijd op werk waren en/of een telefoon gebruikten tijdens werk en/of andere regels overtraden, waarbij verdacht(en) ook daadwerkelijk boetes hebben geïnd van voornoemde slachtoffers/personen, en/of
  • de regel opgelegd (en toegepast) dat zij voor een week geschorst konden van hun werkplek, indien regels overtreden werden, en/of
  • geen pauze gegeven, ondanks dat zij 9 tot 12 uur achtereen moesten werken in La Tasca, en/of
  • verboden om zich in privé-tijd op te houden in (een aantal) nabij gelegen horeca-aangelegenheden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, behulpzaam is geweest door:
  • zijnde een politieambtenaar, bij La Tasca te werken en/of La Tasca met grote regelmaat te bezoeken, en bij constatering en/of waarneming van de mensenhandel(gerelateerde) praktijken, zich passief op te stellen en/of niet op te treden, althans geen melding te doen tegen/van voornoemde mensenhandel(gerelateerde) praktijken, en/of
  • zijnde een politieambtenaar, aanwezig bij La Tasca en/of Hotel Carlos, in strijd gehandeld met zijn (rechts)plicht om op te treden en/of melding te doen en/of hulp te bieden tegen/van voornoemde mensenhandel praktijken; en/of
  • als bewaker van La Tasca en/of vertrouwenspersoon van voornoemde verdachten, regelmatig in La Tasca aanwezig te zijn, waarmee hij gelegenheid heeft verschaft tot het (zo ongestoord mogelijk) laten plaatsvinden van mensenhandel(gerelateerde) praktijken;

Medeplichtigheid aan mensensmokkel

2.
dat medeverdacht(en) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer ander(en) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), te weten
  • [BENADEELDE 2] (“[voornaam benadeelde 2]”) en/of
  • [SLACHTOFFER 1] (“[voornaam slachtoffer 1]”), en/of
  • [SLACHTOFFER 2] en/of
  • [BENADEELDE 1], en/of
  • [SLACHTOFFER 3] en/of
  • [SLACHTOFFER 4], en/of
  • een of meer andere personen,
uit winstbejag, (en uit beroep of gewoonte,) behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Curaçao of een staat die was toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of
een of meer van voornoemde personen daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of haar mededader(s)
  • contact onderhouden (in Venezuela) met een of meer van vernoemde personen betreffende het verrichten van werk zonder werk- en/of verblijfsvergunning in Curaçao, en/of
  • contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan voornoemde personen betreffende de vergoeding van de vlucht en/of toegang van bovengenoemde personen, en/of
  • een ticket naar Curaçao geboekt voor voornoemde personen en/of voor hen een (valse) reservering gedaan bij een hotel op Curaçao en/of 800 tot 1000 dollars, althans een geldbedrag aan genoemde personen (laten) (ge)geven om Curaçao binnen te komen, en/of
  • bovengenoemde personen al dan niet tegen betaling onderdak op Curaçao geboden,
bij/tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, behulpzaam is geweest door:
  • zijnde een politieambtenaar bij La Tasca en/of Hotel Carlos te werken en/of Hotel Carlos te bezoeken en bij constatering en/of waarneming van de overtreding van de LTU, zich passief op te stellen en/of niet op te treden, althans geen melding te doen tegen/van voornoemde misdrijf, en/of
  • zijnde een politieambtenaar aanwezig bij La Tasca en/of Hotel Carlos, in strijd gehandeld met zijn (rechts)plicht om op te treden en/of melding te doen en/of hulp te bieden tegen/van misdrijf.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 2
Het Gerecht is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de rol van de verdachte zag op het verplaatsingsproces van de vrouwen van Venezuela naar Curaçao. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande:
dat
(mede
)verdacht
(en
)[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]en
/of[medeverdachte 3]
en/of een of meer ander(en)in
of omstreeksde periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao,
(telkens) tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, een of meerander(en), te weten
  • [BENADEELDE 2] (“[voornaam benadeelde 2]”) en
  • [SLACHTOFFER 1] (“[voornaam slachtoffer 1]”), en
  • [SLACHTOFFER 2] en
  • [BENADEELDE 1], en
  • een of meerandere personen,
(telkens) met
een of meer vande onder lid 1, sub a,
c,d
enf
en/of ivan artikel 239 Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten
(sub a)
door
dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel doormisbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die
een of meervernoemde slachtoffers/personen,
en
/of
(sub c)
heeft aangeworven, meegenomen of ontvoert met het oogmerk zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(sub d)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die een of meer vernoemde slachtoffers/ personen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten,
en
/of
(sub f)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
een of meervernoemde slachtoffers/personen
en/of
(sub i)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem/haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde,
immers
hebbenhij/zij, verdachte, en/ofzijn
/haarmededader
(s
)
terwijl verdachte wist dat een of meer van vernoemde slachtoffers/personen in een slechte financiële situatie verkeerden en/of de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en
/ofdat die slachtoffers de Papiamentse en/of Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig
was/waren, en/of die slachtoffers (vrijwel) niemand kende
nop Curaçao en
/ofgeen werkvergunningen en verblijfsvergunningen op Curaçao had(den),
een of meer van de vernoemde slachtoffers/personen:
  • in Venezuela benaderd of laten benaderen met het verzoek om in Curaçao, bij La Tasca, te komen werken (zonder contract), en/of voor hen de reis van Venezuela naar Curaçao laten regelen en betalen, en/of
  • gehuisvest in een (kleine, gedeelde) kamer tegenover La Tasca, te weten in
  • 300 gulden per maand laten betalen voor deze kleine gedeelde kamer, en/of van hun salaris een onbekend huurbedrag afgetrokken, en/of maar 1 kamersleutel verstrekt per kamer waar 4 personen moesten verblijven,
  • uitgelegd dat met een schuld aan verdachten werd begonnen in La Tasca en dat door daar te werken de schuld kon worden ingelost, en dat zij niet mochten stoppen met werken in La Tasca alvorens de schuld werd ingelost, en/of
  • uitleg gegeven over de werkzaamheden die (zonder contract en zonder werkvergunning), moesten worden verricht in La Tasca, te weten hoe zij met klanten om moest gaan, dat zij zoveel mogelijk drankjes moesten verkopen en de klanten moesten verleiden en met hen dansen, en
  • uitgelegd dat tokens verdiend moesten worden door als trago-meisje in La Tasca te werken en zij voor inlevering van elke token 3 gulden zouden krijgen, en
  • opgelegd dat er gewerkt moest worden van 22.00/22.30 uur tot 7.00 uur of 11.00 uur, in ieder geval tot de laatste klant uit La Tasca weg was, en
  • uitgelegd dat seks met klanten ook tot de werkzaamheden in La Tasca kon behoren, en dat in dat geval (ongeveer) 200 gulden betaald diende te worden aan verdachte(n) alvorens La Tasca met de klant verlaten mocht worden, en dat de seks verplicht in Hotel Carlos diende plaats te vinden, en/of
  • uitgelegd dat als zij met een klant naar buiten wilden altijd eerst (ongeveer) 200 gulden betaald moest worden aan verdachten en/of de barman, en
  • een weeksalaris gegeven van 125 tot 175 gulden, waarbij voornoemde personen 6 dagen in de week moesten werken van 22.00/22.30 totdat alle klanten weg waren (tussen 7.00 uur en 11.00 uur in de ochtend), en
  • uitgelegd dat boetes van (ongeveer) 200 tot 250 gulden betaald moesten worden als zij niet op tijd op werk waren
  • de regel opgelegd (en toegepast) dat zij voor een week geschorst konden van hun werkplek, indien regels overtreden werden, en/of
  • geen pauze gegeven, ondanks dat zij 9 tot 12 uur achtereen moesten werken in La Tasca, en
  • verboden om zich in privé-tijd op te houden in (een aantal) nabij gelegen horeca-aangelegenheden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeksde periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, behulpzaam is geweest door:
  • zijnde een politieambtenaar,
  • zijnde een politieambtenaar, aanwezig bij La Tasca en/of Hotel Carlos, in strijd gehandeld met zijn (rechts)plicht om op te treden en/of melding te doen en/of hulp te bieden tegen/van voornoemde mensenhandel praktijken; en
  • als
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat van een situatie van medeplichtigheid aan mensenhandel geen sprake is.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht is anders dan de raadsman van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de door de medeverdachten gepleegde mensenhandel, zoals bewezen verklaard. Daartoe dient het navolgende in overweging te worden genomen.
Beoordelingskader mensenhandel
Uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot artikel 2:239 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. De strafbaarstelling van mensenhandel stelt het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De in artikel 2:239 Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van artikel 2:239 Sr deel uitmaken.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de tewerkgestelde in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige werknemer in Curaçao pleegt te verkeren.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘een kwetsbare positie’ geldt dat dit begrip in de wet is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan”.
Het in artikel 2:239, eerste lid Sr voorkomende bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de (niet limitatieve) opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Deze bepaling doelt op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden.
Uit jurisprudentie (vergelijk: Hoge Raad 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554) volgt dat (het oogmerk van) 'uitbuiting' moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 2:239, eerste lid aanhef en onder d Sr. De verweten gedragingen kunnen eerst dan als mensenhandel als bedoeld in artikel 2:239, eerste lid aanhef en onder d, Sr worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Curaçaose samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Het Gerecht benadrukt ten slotte dat het enkele aanwenden van voornoemde dwangmiddelen op zich zelf beschouwd niet reeds uitbuiting oplevert, maar dat (het oogmerk van) uitbuiting met zich brengt dat sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid van betrokkenen.
Kwetsbare positie en feitelijk overwicht
Uit de verklaringen van de getuigen [benadeelde 2], [benadeelde 1] en [slachtoffer 2] kan worden afgeleid dat zij, evenals meerdere andere zogeheten ‘trago-meisjes’, hun geboorteland Venezuela hebben verlaten in verband met de (zeer) slechte economische omstandigheden aldaar. Zij verklaren dat zij, ondanks hun opleiding, geen werk konden vinden maar wel kinderen hebben voor wie zij verantwoordelijk zijn. Zij zijn zonder werk- of verblijfsvergunning naar Curaçao gekomen en verbleven, in ieder geval na het verstrijken van hun toeristenvisum, illegaal op Curaçao. Zij spreken niet of nauwelijks Nederlands of Papiamentu en hebben geen ervaring op de Curaçaose arbeidsmarkt.
Het Gerecht is van oordeel dat de ‘trago-meisjes’ zich aldus in een kwetsbare positie bevonden en dat uit de bovengenoemde omstandigheden ook voortvloeit dat de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] overwicht op de ‘trago-meisjes’ hadden. De medeverdachten moeten zich van een en ander bewust zijn geweest.
Werven en huisvesten
Dat diverse ‘trago-meisjes’ uit eigen beweging zijn ingegaan op de mogelijkheid om naar Curaçao te komen en bij La Tasca te gaan werken, staat naar het oordeel van het Gerecht niet aan een bewezenverklaring van ‘werven’ in de weg. Het is immers geen zelfstandig vereiste dat het initiatief van de medeverdachten is uitgegaan en evenmin dat het slachtoffer door hen in een uitbuitingssituatie is gebracht. Door de ‘trago-meisjes’ verplicht in hotel Carlos te laten verblijven, staat vast dat de medeverdachten de ‘trago-meisjes’ hebben gehuisvest.
Overige omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen, met name de verklaringen van de getuigen [benadeelde 2], [benadeelde 1] en [slachtoffer 2], kan worden afgeleid dat de ‘trago-meisjes’ met een schuld van ongeveer 2800 gulden aan hun werkzaamheden bij La Tasca begonnen en dat zij eerst deze beginschuld moesten aflossen. Zij kregen bij aanvang van hun werkzaamheden geen contract ter tekening voorgelegd en werden aldus in het ongewisse werden gelaten over wat hun exacte rechten en plichten waren. Wel kregen zij te horen dat zij verplicht in hotel Carlos dienden te verblijven en dat zij daarvoor ongeveer 300 gulden per maand moesten betalen, welk bedrag op hun inkomsten werd ingehouden. De kamer in hotel Carlos dienden zij met andere ‘trago-meisjes’ te delen, waardoor zij nauwelijks privacy hadden.
De ‘trago-meisjes’ dienden zes tot zeven dagen per week van omstreeks 22.00/22.30 uur tot het moment dat de laatste klant uit La Tasca weg was, over het algemeen niet eerder dan 7.00 uur en soms pas om 11.00 uur, te werken. Het werk bestond uit het onophoudelijk (in schaarse kleding en op hoge hakken) behagen van mannen. Tijdens hun werk mochten zij niet pauzeren of eten. Hiervoor verdienden zij wekelijks een bedrag van 125 tot 175 gulden, hetgeen neerkomt op slechts zo’n 2,5 gulden per gewerkt uur. Dit werd weliswaar vermeerderd met het geld dat zij kregen met de tokens die verdiend konden worden door als ’trago-meisje’ in La Tasca te werken, maar aannemelijk is dat zij dan ook minder verdienden dan het in Curaçao van toepassing zijnde wettelijk minimumloon. Bovendien is niet gebleken dat zij enige vergoeding wegens overwerk of nachtwerk ontvingen. De ‘trago-meisjes’ werden derhalve fors onderbetaald. Bovendien kregen zij hun loon contant uitbetaald waarbij niet met kwitanties werd gewerkt. Inzicht in hoe het loon was opgebouwd bestond daardoor evenmin.
Voorts hanteerden de medeverdachten een boetesysteem waarbij buitensporig hoge boetes van (ongeveer) 200 tot 250 gulden betaald moesten worden als de ‘trago-meisjes’ de regels overtraden, bijvoorbeeld wanneer zij niet (op tijd) op het werk waren, een telefoon gebruikten tijdens werktijd of tijdens ziekte het Hotel Carlos verlieten. Het opleggen van een boete kon er aldus in resulteren dat meer dan een weekloon van een ‘trago-meisje’ aan een boete moest worden besteed.
Mensenhandel in de zin van arbeidsuitbuiting
He Gerecht is van oordeel dat de medeverdachten misbruik hebben gemaakt van het overwicht dat zij over de ‘trago-meisjes’ hadden en van de kwetsbare positie waarin deze zich bevonden en dat zij hen hebben uitgebuit. Door de moeilijke situatie waarin de ‘trago-meisjes’ verkeerden en hun onbekendheid met en positie op de arbeidsmarkt zagen zij geen andere mogelijkheid dan om voor een te laag loon en onder slechte omstandigheden in La Tasca te werken. Verdachtes medeverdachten hebben hen (veel) meer dan de normale arbeidsduur laten werken, ’s-avonds en ’s-nachts, zonder pauze, en voorts hen gehuisvest in het hotel Carlos waar zij gedwongen waren de kamer met anderen te delen. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van deze omstandigheden, in onderling verband bezien en bezien in verband met het hierboven overwogene omtrent beginschuld, loon en boetesysteem, maakt dat sprake is geweest van uitbuiting.
Oogmerk en medeplegen
De uitbuiting vond naar het oordeel van het Gerecht doelbewust en systematisch plaats. Het kan niet anders zijn dan dat verdachtes medeverdachten de ‘trago-meisjes’ uitbuitten om te besparen op arbeidskosten en de winst middels het “trago-systeem”te vergroten. Het Gerecht acht bewezen dat het oogmerk van de medeverdachten op de uitbuiting was gericht.
De medeverdachten moeten gezamenlijk verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop La Tasca werd gerund. Zij werkten met elkaar samen bij de exploitatie van La Tasca en waren allen betrokken bij de bedrijfsvoering en het personeel. Het Gerecht is van oordeel dat ieder van hen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitbuiting van de betrokken ‘trago-meisjes’ en dat zij de feiten dan ook tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht bewezen dat de genoemde medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel.
Medeplichtigheid van de verdachte
Voor strafbare medeplichtigheid is opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, vereist. Dit opzet moet zijn gericht op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp verleend wordt. Ten aanzien van de medeplichtige dient bij de bewezenverklaring en kwalificatie te worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Vereist is dat het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige was gericht, voldoende verband houdt met het gronddelict. Doorgaans zal kunnen worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict.
Voor wat betreft de rol van de verdachte leidt het Gerecht uit de inhoud van het dossier en de behandeling ter zitting het volgende af.
  • de verdachte wist dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de uitbaters waren van La Tasca en had veel en intensief contact met hen;
  • de verdachte wist van de omstandigheden waaronder de ’trago-meisjes’ werkten in La Tasca en verbleven in hotel Carlos want hij was er vaak en langdurig en had bovendien geruime tijd een relatie met medeverdachte [medeverdachte 4], die al langere tijd als ‘trago-meisje’ in La Tasca werkte en met wie hij het “reilen en zeilen” rond La Tasca, zoals (aanstaande) sluiting door de politie, de werkwijze van politie rond sluiting, controles door politie en de aanhouding van personen, besprak;
  • de verdachte wist dat [medeverdachte 4] illegaal op het eiland was (hij wilde immers niet dat zij zou worden uitgezet, zie dossierpagina 650/651) en kon en moest er dus ook vanuit gaan dat de andere ’trago-meisjes’ illegaal waren;
  • de verdachte was op de hoogte van het boetesysteem bij La Tasca, hetgeen een typisch kenmerk is van uitbuiting. Hij wist in ieder geval van een boete van 300 gulden die was uitgedeeld (zie dossierpagina 653/654 e.v.).
Het Gerecht leidt uit het vorenstaande af dat de verdachte, wetende van de omstandigheden bij La Tasca, zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat de medeverdachten de ‘trago-meisjes’ de werkzaamheden als bewezen verklaard lieten verrichten onder de omstandigheden zoals bewezen verklaard, waardoor zij zich aldus aan mensenhandel schuldig maakten. Het Gerecht leidt uit het vorenstaande, alsmede uit de omstandigheid dat hij hierbij niet heeft ingegrepen (zie hierna) bovendien af dat hij deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard.
Met betrekking tot de rol die de verdachte heeft gespeeld bij de mensenhandel, overweegt het Gerecht voorts dat van medeplichtigheid sprake is als iemand hulp verleent bij een misdrijf dat door een ander wordt begaan. Een nalaten, zoals ten laste is gelegd, kan als strafbare medeplichtigheid worden aangemerkt als er een rechtsplicht tot handelen kan worden vastgesteld. Dit wordt ‘passieve medeplichtigheid’ genoemd. Hiervan is in het algemeen sprake wanneer ‘iemand in strijd met een op hem rustende rechtsplicht opzettelijk nalaat te beletten dat het misdrijf wordt gepleegd’.
Uit artikel 8 van de Ambtsinstructie voor de politie blijkt het volgende:

De ambtenaar, die buiten dienst een ernstig voorval waarneemt dat binnen de bevoegdheidssfeer van de politie ligt, of die buiten dienst op andere wijze van een zodanig ernstig voorval mededeling ontvangt, is verplicht naar bevind van zaken hulp te bieden en voorlopige maatregelen te nemen ter voorkoming van verder onheil dan wel ter verzekering van de mogelijkheid tot opsporing van een strafbaar feit, een en ander in afwachting van het overnemen van de behandeling van de zaak door een dienstdoend functionaris die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast is met toezichthoudende of opsporingstaken.
Uit dit artikel volgt dat op de verdachte een bijzondere zorgplicht rustte om in te grijpen. Het Gerecht stelt vast dat de verdachte niet alleen heeft nagelaten in te grijpen, maar dat hij zelfs, door regelmatig – soms zelfs gekleed in uniform – aanwezig te zijn in La Tasca, terwijl bekend was onder de ‘trago-meisjes’ dat de verdachte een politieambtenaar was, de mensenhandel heeft vergemakkelijkt. Immers, de ‘trago-meisjes’ zullen zich ongetwijfeld minder vrij hebben gevoeld om bij de politie melding te maken van de misstanden bij La Tasca toen zij geconfronteerd worden met een politieambtenaar, die de handelwijze van zijn medeverdachten kennelijk goedkeurde.
Aldus werden de door de medeverdachten gepleegde feiten bevorderd en vergemakkelijkt. De verdachte moet zich daar ook van bewust zijn geweest. Het Gerecht is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat het opzet van de verdachte mede gericht is geweest op de mensenhandel van de medeverdachten ten opzichte van de ‘trago-meisjes’. Het beroep van de raadsman wordt daarom verworpen.
Gelet op al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht het Gerecht het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hierboven bewezen verklaard.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:239 juncto 1:124 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplichtigheid aan medeplegen van mensenhandel.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan mensenhandel. Door zijn bewezen verklaarde (nalaten te) handelen faciliteerde hij de ernstige vorm van uitbuiting die bij La Tasca plaatsvond, waarbij misbruik werd gemaakt van de slechte situatie in Venezuela, waar de ‘trago-meisjes’ uit afkomstig waren, en waarbij door de medeverdachten over de rug van deze vrouwen flink geld werd verdiend. Daar komt nog bij dat de verdachte in zijn hoedanigheid van politieambtenaar beter had moeten weten en had moeten ingrijpen. Door dat niet te doen, heeft hij de uitbuiting mede mogelijk gemaakt. Het Gerecht neemt dit de verdachte bijzonder kwalijk.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de hierboven beschreven ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De door de officier van justitie gevorderde straf acht het Gerecht echter, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, aan de hoge kant. Daarbij is tevens van belang dat het Gerecht niet alle door de officier bewezen geachte onderdelen van mensenhandel bewezen heeft verklaard.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in het strafproces gevoegd met ieder een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt telkens NAf 20.344,--., te vermeerderen met de wettelijke rente
De verdediging heeft de vorderingen betwist.
Het Gerecht is van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor beslissing in de strafzaak. Daartoe overweegt het Gerecht dat, mede door het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van de vorderingen, geen deugdelijke inschatting van de immateriële schade van de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen kan worden gemaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom niet worden ontvangen en hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht zal de proceskosten compenseren in die zin dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt. Vast staat namelijk dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen, maar onduidelijk is of dat tot de gestelde schade heeft geleid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:123, 1:125 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
12 (twaalf) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaartde benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
niet-ontvankelijkin de vorderingen en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;

compenseert de proceskosten aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. R.J. Gras, (zittingsgriffier), en op 19 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: