ECLI:NL:OGEAC:2019:156

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
500.00309/198
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mensensmokkel in Curaçao met betrekking tot Venezolaanse slachtoffers

Op 19 juni 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, mensensmokkel en het tewerkstellen van illegalen. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.C. Vaders. Het onderzoek vond plaats op 1 februari en 29 mei 2019, waarbij de verdachte telkens aanwezig was. De officier van justitie, mr. E.J. de Groot, eiste een gevangenisstraf van vijf jaar en schadevergoeding voor de benadeelde partijen, die zich in het proces voegden met vorderingen tot schadevergoeding van NAf 3.000 en NAf 16.000. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van mensenhandel, waarbij de verdachte Venezolaanse vrouwen had geworven en uitgebuit in haar horecagelegenheid, La Tasca, op Curaçao. De vrouwen werden onder dwang en in een kwetsbare positie gehouden, met een beginschuld en zonder contracten, en moesten onder slechte omstandigheden werken. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachten zich schuldig hadden gemaakt aan mensenhandel en mensensmokkel, en dat de omstandigheden waaronder de slachtoffers werkten, als uitbuiting konden worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en de vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard. Het vonnis benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de uitbuiting van de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00309/198

Uitspraak: 19 juni 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao,
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2019 en 29 mei 2019. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.C. Vaders, advocate in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met ieder een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E.J. de Groot, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van NAf 3.000,--, en van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van NAf 16.000,--, telkens onder de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partijen in hetgeen zij overigens hebben gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd en is verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:

Mensenhandel

1.
dat hij/zij in de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een of meer ander(en), te weten
  • [BENADEELDE 2] (“[voornaam benadeelde 2]”) en/of
  • [SLACHTOFFER 1] (“[voornaam slachtoffer 1]”), en/of
  • [SLACHTOFFER 2] en/of
  • [BENADEELDE 1], en/of
  • een of meer andere personen,
(sub a)
door dwang en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die een of meer vernoemde slachtoffers/ personen,
en/of
(sub c)
heeft aangeworven, meegenomen of ontvoert met het oogmerk om die ander in een ander land, te weten Curaçao, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(sub d)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die een of meer vernoemde slachtoffers/personen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten,
en/of
(sub f)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die een of meer vernoemde slachtoffers/ personen,
en/of
(sub i)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem/haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde,
immers heeft hij/zij, verdachte, en/of zijn/haar mededader(s)
terwijl verdachte wist dat een of meer van vernoemde slachtoffers/ personen in een slechte financiële situatie verkeerden en/of de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en/of dat die slachtoffers de Papiamentse en/of Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig was/waren en /of die slachtoffers (vrijwel) niemand kende op Curaçao en/of geen werkvergunningen en verblijfsvergunningen op Curaçao had(den),
(aan) een of meer van de vernoemde slachtoffers/ personen:
  • in Venezuela benaderd of laten benaderen met het verzoek om in Curaçao, bij La Tasca, te komen werken (zonder contract), en/of voor hen de reis van Venezuela naar Curaçao laten regelen en betalen, en/of
  • gehuisvest in een (kleine, gedeelde) kamer tegenover La Tasca, te weten in of nabij Hotel Carlos te Otrobanda, en/of hen verplicht om aldaar te wonen en nergens anders, en/of
  • 300 gulden per maand laten betalen voor deze kleine gedeelde kamer, en/of van hun salaris een onbekend huurbedrag afgetrokken, en/of maar 1 kamersleutel verstrekt per kamer waar 4 personen moesten verblijven,
  • uitgelegd dat met een forse schuld van ongeveer 2800 gulden aan verdachten werd begonnen in La Tasca en dat door daar te werken de schuld kon worden ingelost, en dat zij niet mochten stoppen met werken in La Tasca alvorens de schuld werd ingelost, en/of
  • opgelegd dat de (begin)schuld terugverdiend moest worden met het werken in La Tasca, en/of
  • in La Tasca laten werken, zonder contract en zonder werkvergunning, en hen daarbij opgedragen om constant met mannelijke klanten bezig te zijn en/of de klanten te versieren en/of met de klanten te dansen, en te zorgen dat de klanten zoveel mogelijk drankjes voor hen kochten, en/of
  • uitgelegd dat tokens verdiend konden worden door als trago-meisje in La Tasca te werken en dat zij voor inlevering van elke token (ongeveer) 3 gulden zouden krijgen, en/of
  • gezegd en/of opgelegd dat zonder (eet)pauze gewerkt moest worden van 22.00/22.30 uur tot 7.00 uur of 11.00 uur, in ieder geval tot de laatste klant uit La Tasca weg was, en/of
  • uitgelegd dat seks met klanten ook tot de werkzaamheden in La Tasca kon behoren, en dat in dat geval (ongeveer) 200 gulden betaald diende te worden aan verdachte(n) alvorens La Tasca met de klant verlaten mocht worden, en dat de seks verplicht in Hotel Carlos diende plaats te vinden, en/of
  • uitgelegd en/of opgelegd dat als zij met een klant naar buiten wilden altijd eerst (ongeveer) 200 gulden betaald moest worden aan verdachten en/of de barman, en/of
  • een weeksalaris gegeven van 125 tot 175 gulden, waarbij voornoemde personen 6 dagen in de week moesten werken van 22.00/22.30 totdat alle klanten weg waren (tussen 7.00 uur en 11.00 uur in de ochtend), en/of
  • de regel opgelegd (en toegepast) dat boetes van (ongeveer) 200 tot 250 gulden betaald moesten worden als zij niet op tijd op werk waren en/of een telefoon gebruikten tijdens werk en/of tijdens ziekte het Hotel Carlos verlaten en/of andere regels overtraden, en/of
  • de regel opgelegd (en toegepast) dat zij voor een week geschorst konden van hun werkplek, indien regels overtreden werden, en/of
  • geen pauze gegeven, ondanks dat zij 9 tot 12 uren achtereen moesten werken in La Tasca, en/of
  • verboden om zich in privé-tijd op te houden in (een aantal) nabij gelegen horeca-aangelegenheden;
en/of waarbij het trekken van voordeel uit voornoemde uitbuiting bestond uit:
  • het economisch voordeel dat hij als mede-eigenaar van La Tasca genoot door de (verhoogde) verkoop van (trago)drankjes, en/of
  • (de stijging van) de populariteit en het aanzien onder het publiek/ bezoekers van La Tasca door de aanwezigheid van de trago-meisjes in La Tasca, en/of
  • de besparing van kosten doordat geen serveersters hoefden te worden aangenomen en/of geen werkvergunningen en/of geen arbeidsovereenkomsten geregeld hoefden te worden, en/of
  • het onder de wettelijk gestelde minimumloon betalen en/of geen ziektepremies en/of andere sociale premies afdragen;

Mensensmokkel

2.
dat hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag, (en uit beroep of gewoonte,), [BENADEELDE 2] en/of [SLACHTOFFER 2] en/of [BENADEELDE 1], en/of [SLACHTOFFER 1], en/of [SLACHTOFFER 3] en/of [SLACHTOFFER 4] een of meer andere personen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang en/of verblijf in Curaçao of die bovengenoemde persoon (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededaders, althans alleen,
  • contact onderhouden (in Venezuela) met een of meer van vernoemde personen betreffende het verrichten van werk zonder werk- en/of verblijfsvergunning in Curaçao, en/of
  • contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan voornoemde personen betreffende de vergoeding van de vlucht en/of toegang van bovengenoemde personen, en/of
  • een ticket naar Curaçao geboekt voor voornoemde personen en/of voor hen een (valse) reservering gedaan bij een hotel op Curaçao en/of 800 tot 1000 dollars, althans een geldbedrag aan genoemde personen (laten) (ge)geven om Curaçao binnen te komen, en/of
  • bovengenoemde personen al dan niet tegen betaling onderdak op Curaçao geboden;

Werkverschaffing illegalen

3.
dat hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag, (en uit beroep of gewoonte,) [BENADEELDE 2] en/of [SLACHTOFFER 2] en/of [BENADEELDE 1], en/of [SLACHTOFFER 1], en/of [SLACHTOFFER 3] en/of [SLACHTOFFER 4] een of meer andere personen, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Curaçao hebben verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande:

Mensenhandel

1.
dat
hij/zij in de periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
in elk geval alleen, een of meerander
(en
), te weten
  • [BENADEELDE 2] (“[voornaam benadeelde 2]”) en
  • [SLACHTOFFER 1] (“[voornaam slachtoffer 1]”), en
  • [SLACHTOFFER 2] en
  • [BENADEELDE 1], en
  • een of meerandere personen,
(sub a)
door
dwang en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding dan wel doormisbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die
een of meervernoemde slachtoffers/personen,
en
/of
(sub c)
heeft aangeworven, meegenomen of ontvoerdmet het oogmerk om die ander in een ander land, te weten Curaçao, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(sub d)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
dan wel
onder de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die een of meer vernoemde slachtoffers/personen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten,
en
/of
(sub f)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
een of meervernoemde slachtoffers/personen,
en/of
(sub i)
met een van de in onderdeel a genoemde middelen heeft gedwongen dan wel bewogen hem/haar te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde,
immers he
bbenhij/zij, verdachte, en
/of zijn/haar mededader
(s
)
terwijl verdachte wist dat een of meer van vernoemde slachtoffers/personen in een slechte financiële situatie verkeerden en/of de (financiële) situatie in Venezuela heel slecht is en
/ofdat die slachtoffers de Papiamentse en/of Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig
was/waren en/of die slachtoffers (vrijwel) niemand kende
nop Curaçao en
/ofgeen werkvergunningen en verblijfsvergunningen op Curaçao had
(den
),
(aan) een of meer van de vernoemde slachtoffers/personen:
  • in Venezuela benaderd of laten benaderen met het verzoek om in Curaçao, bij La Tasca, te komen werken (zonder contract), en/ofvoor hen de reis van Venezuela naar Curaçao laten regelen en betalen, en
    /of
  • gehuisvest in een (kleine, gedeelde) kamer tegenover La Tasca, te weten in
  • 300 gulden per maand laten betalen voor deze kleine gedeelde kamer, en/of van hun salaris een onbekend huurbedrag afgetrokken, en
  • uitgelegd dat met een forse schuld van ongeveer 2800 gulden aan verdachten werd begonnen in La Tasca en dat door daar te werken de schuld kon worden ingelost, en dat zij niet mochten stoppen met werken in La Tasca alvorens de schuld werd ingelost, en
  • opgelegd dat de
  • in La Tasca laten werken, zonder contract en zonder werkvergunning, en hen daarbij opgedragen om constant met mannelijke klanten bezig te zijn en
  • uitgelegd dat tokens verdiend konden worden door als trago-meisje in La Tasca te werken en dat zij voor inlevering van elke token (ongeveer) 3 gulden zouden krijgen, en
  • gezegd en
  • uitgelegd dat seks met klanten ook tot de werkzaamheden
  • uitgelegd en
  • een weeksalaris gegeven van 125 tot 175 gulden, waarbij voornoemde personen 6 dagen in de week moesten werken van 22.00/22.30 totdat alle klanten weg waren (tussen 7.00 uur en 11.00 uur in de ochtend), en
  • de regel opgelegd
  • de regel opgelegd (en toegepast) dat zij voor een week geschorst konden van hun werkplek, indien regels overtreden werden, en/of
  • geen pauze gegeven, ondanks dat zij 9 tot 12 uren achtereen moesten werken in La Tasca
  • verboden om zich in privé-tijd op te houden in (een aantal) nabij gelegen horeca-aangelegenheden;
en
/ofwaarbij het trekken van voordeel uit voornoemde uitbuiting bestond uit:
  • het economisch voordeel dat
  • (de stijging van) de populariteit en het aanzien onder het publiek/bezoekers van La Tasca door de aanwezigheid van de trago-meisjes in La Tasca, en
  • de besparing van kosten doordat geen serveersters hoefden te worden aangenomen en
  • het onder de wettelijk gestelde minimumloon betalen en

Mensensmokkel

2.
dat
zij, in
of omstreeksde periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,uit winstbejag, (en uit beroep
of gewoonte), [BENADEELDE 2] en
/of[SLACHTOFFER 2] en
/of[BENADEELDE 1], en
/of[SLACHTOFFER 1], en
/of[SLACHTOFFER 3] en
/of[SLACHTOFFER 4]
eneen of meerandere personen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang en/of verblijf in Curaçao of die bovengenoemde persoon (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
/hebbenverschaft terwijl
zij, verdachte en
/ofhaarmededader
(s
) (telkens)wist
(en
) of ernstige redenen had(den) te vermoedendat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met
één of meer vanhaarmededaders,
althans alleen,
  • contact onderhouden (in Venezuela) met een of meer van vernoemde personen betreffende het verrichten van werk zonder werk- en
  • contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan voornoemde personen betreffende de vergoeding van de vlucht en/of toegang van bovengenoemde personen, en/of
  • een ticket naar Curaçao geboekt voor voornoemde personen en
  • bovengenoemde personen

Werkverschaffing illegalen

3.
dat
zij, in
of omstreeksde periode van 1 maart 2017 t/m 9 september 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,uit winstbejag,
(en uit
beroep ofgewoonte,
)[BENADEELDE 2] en
/of[SLACHTOFFER 2] en
/of[BENADEELDE 1], en
/of[SLACHTOFFER 1], en
/of [SLACHTOFFER 3] en/of[SLACHTOFFER 4]
eneen of meerandere personen, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Curaçao hebben verschaft, krachtens overeenkomst
of aanstellingarbeid heeft doen verrichten, terwijl
zij weet
of ernstige reden heeft te vermoedendat die toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat:
de verklaringen van de getuigen die belastend hebben verklaard over de verdachte niet betrouwbaar zijn, aangezien deze getuigen in hun hoedanigheid van Venezolaansen zonder verblijfsstatus belang hadden om in hun voordeel te verklaren;
van een situatie zoals omschreven in de wetsartikelen betreffende mensenhandel geen sprake is.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Ad a.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen die belastend hebben verklaard over de verdachte, te weten de verklaringen van de getuigen [benadeelde 2], [benadeelde 1] en [slachtoffer 2], overweegt het Gerecht dat deze verklaringen in de kern consistent zijn, dat zij op belangrijke onderdelen met elkaar overeenkomen en dat zij steun vinden in andere bewijsmiddelen. Gewezen wordt bijvoorbeeld op het bij de doorzoeking van Hotel Carlos aangetroffen blauwe schrift (dossierpagina’s 231-236), waarin het aantal uitgegeven fiches en de uitbetaalde salarissen aan met name genoemde vrouwen en hun schuldrestanten staan vermeld, alsmede op de verklaring van getuige [getuige 1] (dossierpagina 348 e.v.), die als beveiliger en bouwmedewerker dag en nacht gedurende langere tijd (ongeveer anderhalf jaar) aanwezig was in La Tasca, welke verklaring betreft de werktijden van de Venezolaanse dames, het niet hebben van pauzes, het moeten betalen aan de eigenaresse als de dames seks gaan bedrijven met een klant en de verplichting om in Hotel Carlos te verblijven. Ook wijst het Gerecht in dit verband op de waarnemingen die voorafgaande aan de inval in La Tasca door politieambtenaren zijn gedaan (dossierpagina 48 e.v.) inhoudende dat meerdere Venezolaanse vrouwen, werkzaam in La Tasca, hebben verklaard over een beginschuld, over het moeten betalen bij de bar als zij naar buiten wilden, over het salaris en het aanbieden van seksuele diensten. Een laatste voorbeeld in dit verband betreft het in meerdere door betrokkenen gevoerde (whatsapp-)gesprekken bevestigde boetesysteem dat gehanteerd werd (dossierpagina 653 e.v. en 353 en een los proces-verbaal van 20 mei 2019).
Dat de getuigen op de onderdelen betreffende het in contact komen met La Tasca en het regelen/betalen van de reis wisselend hebben verklaard, acht het Gerecht voorstelbaar, gelet op hun geuite angst voor verdachte c.q. haar medeverdachten, en maakt het vorenstaande niet anders.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht de verklaringen van de genoemde getuigen betrouwbaar en worden deze gebezigd tot het bewijs. Het andersluidende verweer wordt verworpen.
Ad b.
Het Gerecht is anders dan de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met haar medeverdachten aan mensenhandel schuldig heeft gemaakt, zoals bewezen verklaard. Daartoe dient het navolgende in overweging te worden genomen.
Beoordelingskader mensenhandel
Uit de wetsgeschiedenis met betrekking tot artikel 2:239 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. De strafbaarstelling van mensenhandel stelt het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De in artikel 2:239 Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van artikel 2:239 Sr deel uitmaken.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de tewerkgestelde in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige werknemer in Curaçao pleegt te verkeren.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘een kwetsbare positie’ geldt dat dit begrip in de wet is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan”.
Het in artikel 2:239, eerste lid Sr voorkomende bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de (niet limitatieve) opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Deze bepaling doelt op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden.
Uit jurisprudentie (vergelijk: Hoge Raad 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554) volgt dat (het oogmerk van) 'uitbuiting' moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 2:239, eerste lid aanhef en onder d Sr. De verweten gedragingen kunnen eerst dan als mensenhandel als bedoeld in artikel 2:239, eerste lid aanhef en onder d, Sr worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Curaçaose samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Het Gerecht benadrukt ten slotte dat het enkele aanwenden van voornoemde dwangmiddelen op zich zelf beschouwd niet reeds uitbuiting oplevert, maar dat (het oogmerk van) uitbuiting met zich brengt dat sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid van betrokkenen.
Kwetsbare positie en feitelijk overwicht
Uit de verklaringen van de getuigen [benadeelde 2], [benadeelde 1] en [slachtoffer 2] kan worden afgeleid dat zij, evenals meerdere andere zogeheten ‘trago-meisjes’, hun geboorteland Venezuela hebben verlaten in verband met de (zeer) slechte economische omstandigheden aldaar. Zij verklaren dat zij, ondanks hun opleiding, geen werk konden vinden maar wel kinderen hebben voor wie zij verantwoordelijk zijn. Zij zijn zonder werk- of verblijfsvergunning naar Curaçao gekomen en verbleven, in ieder geval na het verstrijken van hun toeristenvisum, illegaal op Curaçao. Zij spreken niet of nauwelijks Nederlands of Papiamentu en hebben geen ervaring op de Curaçaose arbeidsmarkt.
Het Gerecht is van oordeel dat de ‘trago-meisjes’ zich aldus in een kwetsbare positie bevonden en dat uit de bovengenoemde omstandigheden ook voortvloeit dat de verdachte en de medeverdachten overwicht op de ‘trago-meisjes’ hadden. Verdachte en de medeverdachten moeten zich van een en ander bewust zijn geweest.
Werven en huisvesten
Dat diverse ‘trago-meisjes’ uit eigen beweging zijn ingegaan op de mogelijkheid om naar Curaçao te komen en bij La Tasca te gaan werken, staat naar het oordeel van het Gerecht niet aan een bewezenverklaring van ‘werven’ in de weg. Het is immers geen zelfstandig vereiste dat het initiatief van verdachte of de medeverdachten is uitgegaan en evenmin dat het slachtoffer door verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht. Door de ‘trago-meisjes’ verplicht in hotel Carlos te laten verblijven, staat vast dat verdachte en zijn medeverdachten de ‘trago-meisjes’ hebben gehuisvest.
Overige omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen, met name de verklaringen van de getuigen [benadeelde 2], [benadeelde 1] en [slachtoffer 2], kan worden afgeleid dat de ‘trago-meisjes’ met een schuld van ongeveer 2800 gulden aan hun werkzaamheden bij La Tasca begonnen en dat zij eerst deze beginschuld moesten aflossen. Zij kregen bij aanvang van hun werkzaamheden geen contract ter tekening voorgelegd en werden aldus in het ongewisse gelaten over wat hun exacte rechten en plichten waren. Wel kregen zij te horen dat zij verplicht in hotel Carlos dienden te verblijven en dat zij daarvoor ongeveer 300 gulden per maand moesten betalen, welk bedrag op hun inkomsten werd ingehouden. De kamer in hotel Carlos dienden zij met andere ‘trago-meisjes’ te delen, waardoor zij nauwelijks privacy hadden.
De ‘trago-meisjes’ dienden zes tot zeven dagen per week van omstreeks 22.00/22.30 uur tot het moment dat de laatste klant uit La Tasca weg was, over het algemeen niet eerder dan 7.00 uur en soms pas om 11.00 uur, te werken. Het werk bestond uit het onophoudelijk (in schaarse kleding en op hoge hakken) behagen van mannen. Tijdens hun werk mochten zij niet pauzeren of eten. Hiervoor verdienden zij wekelijks een bedrag van 125 tot 175 gulden, hetgeen neerkomt op slechts zo’n 2,5 gulden per gewerkt uur. Dit werd weliswaar vermeerderd met het geld dat zij kregen met de tokens die verdiend konden worden door als ’trago-meisje’ in La Tasca te werken, maar aannemelijk is dat zij ook dan minder verdienden dan het in Curaçao van toepassing zijnde wettelijk minimumloon. Bovendien is niet gebleken dat zij enige vergoeding wegens overwerk of nachtwerk ontvingen. De ‘trago-meisjes’ werden derhalve fors onderbetaald. Bovendien kregen zij hun loon contant uitbetaald waarbij niet met kwitanties werd gewerkt. Inzicht in hoe het loon was opgebouwd bestond daardoor evenmin.
Voorts hanteerden verdachte en haar medeverdachten een boetesysteem waarbij buitensporig hoge boetes van (ongeveer) 200 tot 250 gulden betaald moesten worden als de ‘trago-meisjes’ de regels overtraden, bijvoorbeeld wanneer zij niet (op tijd) op het werk waren, een telefoon gebruikten tijdens werktijd of tijdens ziekte het Hotel Carlos verlieten. Het opleggen van een boete kon er aldus in resulteren dat meer dan een weekloon van een ‘trago-meisje’ aan een boete moest worden besteed.
Mensenhandel in de zin van arbeidsuitbuiting
He Gerecht is van oordeel dat verdachte en haar medeverdachten misbruik hebben gemaakt van het overwicht dat zij over de ‘trago-meisjes’ hadden en van de kwetsbare positie waarin deze zich bevonden en dat zij hen hebben uitgebuit. Door de moeilijke situatie waarin de ‘trago-meisjes’ verkeerden en hun onbekendheid met en positie op de arbeidsmarkt zagen zij geen andere mogelijkheid dan om voor een te laag loon en onder slechte omstandigheden in La Tasca te werken. Verdachte en haar medeverdachten hebben hen (veel) meer dan de normale arbeidsduur laten werken, ’s-avonds en ’s-nachts, zonder pauze, en voorts hen gehuisvest in het hotel Carlos waar zij gedwongen waren de kamer met anderen te delen. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van deze omstandigheden, in onderling verband bezien en bezien in verband met het hierboven overwogene omtrent beginschuld, loon en boetesysteem, maakt dat sprake is geweest van uitbuiting.
Oogmerk en medeplegen
De uitbuiting vond naar het oordeel van het Gerecht doelbewust en systematisch plaats. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte en haar medeverdachten de ‘trago-meisjes’ uitbuitten om te besparen op arbeidskosten en de winst middels het “trago-systeem” te vergroten. Het Gerecht acht bewezen dat het oogmerk van verdachte en haar medeverdachten op de uitbuiting was gericht.
Verdachte en haar medeverdachten moeten gezamenlijk verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop La Tasca werd gerund. Zij werkten met elkaar samen bij de exploitatie van La Tasca en waren allen betrokken bij de bedrijfsvoering en het personeel. Het Gerecht is van oordeel dat ieder van hen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitbuiting van de betrokken ‘trago-meisjes’. Verdachte heeft de uitbuiting dan ook tezamen en in vereniging met haar medeverdachten gepleegd.
Gelet op al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht het Gerecht het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals bewezen verklaard.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:239 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplegen van mensenhandel.

Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:154 lid 1 onder b en lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplegen van mensensmokkel.

Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:155, lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplegen van het een gewoonte maken van werkverschaffing aan illegalen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel, mensensmokkel en tewerkstelling van illegalen. Daarbij speelde de verdachte bij La Tasca een doorslaggevende rol. Zij kan worden beschouwd als degene die de feitelijke leiding had over de ‘trago-meisjes’ en die hen vertelde wat zij moesten doen. Daarbij moesten de ‘trago-meisjes’ zich aan strikte regels houden waar de verdachte streng op controleerde. Er was bij La Tasca sprake van een ernstige vorm van uitbuiting. Verdachte maakte daarbij misbruik van de slechte situatie in Venezuela, waar de ‘trago-meisjes’ van afkomstig waren, om over de rug van deze vrouwen flink geld te verdienen. Het Gerecht neemt dit de verdachte bijzonder kwalijk. Dat de verdachte in het verleden eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit en dus had moeten beseffen wat de ernst van dergelijke feiten is, heeft haar er kennelijk niet van weerhouden opnieuw op soortgelijke wijze de fout in te gaan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de hierboven beschreven ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De door de officier van justitie gevorderde straf acht het Gerecht echter, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, aan de hoge kant. Daarbij is tevens van belang dat het Gerecht niet alle door de officier bewezen geachte onderdelen van de mensenhandel bewezen heeft verklaard.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in het strafproces gevoegd met ieder een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt telkens NAf 20.344,--., te vermeerderen met de wettelijke rente
De verdediging heeft de vorderingen betwist.
Het Gerecht is van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor beslissing in de strafzaak. Daartoe overweegt het Gerecht dat, mede door het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van de vorderingen, geen deugdelijke inschatting van de immateriële schade van de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen kan worden gemaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom niet worden ontvangen en hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht zal de proceskosten compenseren in die zin dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt. Vast staat namelijk dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen, maar onduidelijk is of dat tot de gestelde schade heeft geleid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:123 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) maanden;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaartde benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
niet-ontvankelijkin de vorderingen en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;

compenseert de proceskosten aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door mr. R.J. Gras, (zittingsgriffier), en op 19 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier: