In deze zaak gaat het om een beroep tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ die aan de belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 2012. De belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van Y B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, die zijn opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 89.379. De belanghebbende heeft kosten in aftrek gebracht, waaronder studiekosten van zijn kinderen en kindertoeslag. De Inspecteur heeft een deel van de kosten geaccepteerd, maar de aanslagen zijn gehandhaafd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de aanslagen eerder te laag zijn dan te hoog en dat de door belanghebbende opgevoerde kosten niet allemaal aftrekbaar zijn. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 17 mei 2019, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. De belanghebbende heeft recht op een aantal aftrekken, maar niet op de volledige bedragen die hij heeft opgevoerd. De beslissing van het Gerecht is dat de aanslagen blijven staan, omdat deze correct zijn vastgesteld op basis van de beschikbare informatie.