In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 mei 2018 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de aftrekbaarheid van studiekosten door een belanghebbende werd betwist. De belanghebbende, die twee kinderen heeft die studeren in Nederland, had in zijn aangifte inkomstenbelasting een bedrag van Naf. 10.157 aan studiekosten opgevoerd. De Inspecteur der Belastingen had echter slechts een deel van deze kosten, namelijk de kosten van het vliegticket, in aftrek toegestaan. De belanghebbende was van mening dat hij recht had op een volledige aftrek van de door hem betaalde schoolgelden, studieboeken en een deel van de terugbetaling van de studieschuld van zijn kinderen.
Het Gerecht oordeelde dat studiekosten alleen aftrekbaar zijn voor zover deze daadwerkelijk op de belastingplichtige drukken. Aangezien de kinderen van de belanghebbende een studiebeurs ontvingen, die een deel van de studiekosten dekte, konden de kosten die door de beurs waren gedekt niet als aftrekbaar worden beschouwd. Het Gerecht volgde de redenering van de Inspecteur dat de studiekosten slechts deels aftrekbaar zijn, en dat de terugbetaling van de studieschuld geen aftrekbare kostenpost vormt. Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, en de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van Naf. 199.875.
De uitspraak benadrukt het belang van de relatie tussen ontvangen studiebeurzen en de aftrekbaarheid van studiekosten, en bevestigt dat alleen die kosten die daadwerkelijk door de belastingplichtige zijn betaald en niet door een beurs zijn gedekt, in aanmerking komen voor aftrek.