ECLI:NL:OGEAC:2018:73

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
Cur201800879
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot beslissing op bezwaar van politieambtenaar met mogelijke dwangsom bij niet-naleving

In deze zaak heeft eiseres, een politieambtenaar in dienst van het Land Curaçao, op 20 maart 2018 een verzoekschrift ingediend. Dit verzoekschrift betreft een bezwaar tegen een besluit van het Land van 14 februari 2017, waarin eiseres was ingedeeld in schaal 8P met als ingangsdatum 1 december 2013. Eiseres is van mening dat de ingangsdatum 23 juni 2010 moet zijn. Op 14 mei 2017 heeft zij bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Land heeft nagelaten om binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden op dit bezwaar te reageren, zoals opgedragen door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao in een eerdere uitspraak van 8 december 2017.

In het kort geding vordert eiseres dat het Land alsnog op haar bezwaar beslist, op straffe van een dwangsom. Het Land verzet zich tegen deze vordering en vraagt om een nadere termijn om op het bezwaar te kunnen beslissen. Het Gerecht overweegt dat er bij het Land mensen van vlees en bloed werken en dat vertragingen kunnen optreden, maar constateert dat er in de afgelopen periode van een jaar niets inhoudelijks met het bezwaarschrift is gedaan. Het Gerecht geeft het Land een termijn tot 30 juni 2018 om alsnog op het bezwaar te beslissen en houdt verdere beslissingen aan, waaronder die over de proceskosten.

Het Gerecht wijst erop dat het mogelijk is dat de burgerlijke rechter een uitspraak van de ambtenarenrechter kan versterken door een dwangsom te verbinden aan die uitspraak. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van zowel het Gerecht als het Gemeenschappelijk Hof, waarin is vastgesteld dat ambtenaren zich tot de civiele rechter kunnen wenden om uitvoering van rechterlijke uitspraken af te dwingen. Het Gerecht houdt de beslissing over de dwangsom en de proceskosten aan, maar stelt het Land in de gelegenheid om de beslissing op het bezwaar in het geding te brengen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres]
wonend te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam,
tegen
de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,
zetelend te Curaçao,
gedaagde, hierna: het Land,
gemachtigde: mr. P. Tweeboom.

1.Verloop van de procedure

Eiseres heeft op 20 maart 2018 een verzoekschrift ingediend. Het Land is bij exploot van 26 maart 2018 opgeroepen voor de behandeling ter zitting van 2 mei 2018. Ter zitting zijn de gemachtigden van partijen verschenen, die de zaak hebben bepleit. Namens het Land zijn pleitnotities en stukken overgelegd.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is politieambtenaar in dienst van het Land. Op 14 mei 2017 heeft zij bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Land van 14 februari 2017 met betrekking tot haar inschaling. Bij dat besluit heeft het Land eiseres ingedeeld in schaal 8P met als ingangsdatum 1 december 2013, terwijl volgens eiseres 23 juni 2010 de ingangsdatum moet zijn.
2.2
Bij uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao van 8 december 2017 is aan de Minister en de Regering opgedragen eiseres binnen twee maanden op de hoogte te stellen van de beslissing op haar bezwaar. Dat is niet gebeurd.

3.Beoordeling

3.1
In dit kort geding vordert eiseres een bevel aan het Land alsnog op het bezwaar te beslissen, op straffe van een dwangsom.
3.2
Het Land heeft zich in zoverre tegen de vordering verweerd, dat het verzoekt om een nadere termijn om op het bezwaar te kunnen beslissen en om afwijzing of matiging van de dwangsom. Het Land wijst erop dat er bij het Land mensen van vlees en bloed werken en dat bij mensenwerk vertragingen kunnen optreden.
3.3
Het bezwaarschrift van eiseres dateert inmiddels van een jaar terug. Niet gebleken is dat er in die periode al iets inhoudelijks mee is gedaan, laat staan dat eiseres daarover iets is bericht. Niet duidelijk is geworden hoe de vertraging in de beslissing nader kan worden verklaard dan met het gegeven dat er mensen bij betrokken zijn. Het lijkt op het eerste gezicht - maar daarover zijn door het Land geen bijzonderheden verstrekt - een overzichtelijke aangelegenheid met een financieel belang van slechts enkele duizenden guldens.
3.4
Aan het Land zal een termijn worden gegeven om alsnog op het bezwaar van 14 mei 2017 te beslissen en die beslissing in het geding te brengen. In afwachting daarvan zal nog niet worden beslist of aan het door het Gerecht in Ambtenarenzaken gegeven bevel een door het Land te verbeuren dwangsom moet worden verbonden. Ook de beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden.
3.5
Het Gerecht overweegt evenwel nu alvast dat het mogelijk is dat de burgerlijke rechter een uitspraak van de ambtenarenrechter kracht bijzet door daaraan een dwangsom te verbinden. Verwezen wordt naar de uitspraak van dit Gerecht in kort geding van 28 december 2015 (AR 75977/2015), waarin onder meer is overwogen:
“4.1. Voor het opleggen van een dwangsom biedt de Regeling Ambtenarenrechtspraak (RAR) geen grondslag. Verder is het opleggen van een als dwangsom aan te merken schadevergoeding op grond van artikel 96 van de RAR niet mogelijk. Bij uitspraak van 20 september 2007 heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken immers bepaald dat artikel 96 van de RAR slechts de grondslag biedt voor de bevoegdheid om bij het niet uitvoeren van een uitspraak een schadevergoeding vast te stellen met terzijdestelling van die uitspraak. Dat artikel geeft de ambtenarenrechter, aldus de Raad, niet de bevoegdheid om bij te late uitvoering een schadevergoeding op te leggen, bijvoorbeeld in de vorm van wettelijke rente, of een als vooraf bepaalde schadevergoeding aan te merken dwangsom op te leggen om uitvoering af te dwingen.
4.2.
Dat in de RAR niet is voorzien in de mogelijkheid van het opleggen van een dwangsom heeft wellicht te maken met het feit dat de wetgever bij de totstandkoming van de RAR in de jaren ’50 van de vorige eeuw ervan uit is gegaan dat bestuursorganen en openbare lichamen altijd uitvoering geven aan rechterlijke uitspraken. De ervaring heeft echter geleerd dat dat laatste niet altijd het geval is. Van ambtenaren kan niet worden verwacht dat zij zich erbij neerleggen dat het Land rechterlijke uitspraken negeert. Gelet daarop is het Gerecht vooralsnog van oordeel dat ambtenaren zich tot de civiele rechter kunnen wenden om door het vorderen van een dwangsom te proberen te bereiken dat het land alsnog uitvoering geeft aan ambtenarenrechtelijke uitspraken.”
De mogelijkheid om een dwangsom te verbinden aan een uitspraak van de ambtenarenrechter volgt ook uit het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 1 maart 2016 (AR 73963/2015 - H 318/15,
ECLI:NL:OGHACMB:2016:8 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGHACMB:2016:8)).

4.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
- stelt het Land in de gelegenheid om uiterlijk op 30 juni 2018 de beslissing op het bezwaar van eiseres van 14 mei 2017 in het geding te brengen (per e-mail aan de rechter en aan eiseres);
- houdt iedere verdere beslissing aan, waaronder de beslissing over de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018.