ECLI:NL:OGEAC:2018:64

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201400043
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van aangifte winstbelasting en verzuimboete in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van N.V., gevestigd in Curaçao, tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft de tijdigheid van de indiening van een aangiftebiljet voor de winstbelasting over het jaar 2012. De belanghebbende had op 1 juli 2013 een aangifteformulier ingediend, maar het Gerecht oordeelde dat dit formulier niet voldeed aan de wettelijke vereisten, aangezien het aangiftebiljet pas op 16 juli 2013 was ingediend. De Inspecteur had eerder een naheffingsaanslag en een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Het Gerecht concludeerde dat de aangifte te laat was ingediend en dat de opgelegde boete van Naf. 1.000 terecht was, aangezien de belanghebbende in eerdere jaren ook in verzuim was geweest. De uitspraak benadrukt dat het indienen van een aangifteformulier zonder het bijbehorende aangiftebiljet niet voldoet aan de verplichtingen van de belastingplichtige. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete.

Uitspraak

Uitspraak van 26 april 2018
BBZ nr. CUR201400043
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ] N.V., gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 27 juni 2014 over het jaar 2012 bij beschikking een
naheffingsaanslag winstbelasting van nihil en een verzuimboete opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 18 juli 2014 tegen de boetebeschikking in bezwaar
gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 31 oktober 2014 uitspraak op bezwaar gedaan en de
boete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 22 december 2014 in beroep gekomen tegen de
uitspraak op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 7 augustus 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
Het Gerecht heeft op 11 januari 2018 schriftelijke vragen gesteld aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft de vragen op 15 januari 2018 beantwoord. Belanghebbende heeft hierop op 30 januari 2018 gereageerd met een aan het Gerecht en aan de Inspecteur gerichte e-mail.
1.7
Partijen hebben toestemming gegeven voor het doen van uitspraak zonder zitting.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aangifteformulier en een aangiftebiljet over 2012 uitgereikt. De uiterste inleverdatum van de aangifte is volgens het aangifteformulier 30 juni 2013.
2.3
Belanghebbende heeft op maandag 1 juli 2013 het aangifteformulier over het jaar 2012 ingediend. Belanghebbende heeft dit formulier als produktie 3 bij het beroepschrift gevoegd. Het formulier bevat de volgende gegevens:
“1. Het resultaat volgens de rekapitulatiestaat van het aangiftebiljet: Naf. [000.000]
2. verschuldigde winstbelasting (na verliescompensatie): Naf. [000.000]
3. Reeds aangegeven op (nadere) voorlopige aangifte: Naf. [000.000]
4. Thans aan te geven: nihil”
2.4
Belanghebbende heeft op 16 juli 2013 een gecorrigeerd aangifteformulier ingediend. Het resultaat volgens dit formulier is Naf. [000.000] en de verschuldigde winstbelasting Naf. 206.827. De andere bedragen zijn gelijkluidend. Tegelijkertijd is het aangiftebiljet ingediend.
2.5
Met dagtekening 27 juni 2014 heeft de Inspecteur bij beschikking een verzuimboete opgelegd over het jaar 2012 van Naf. 1.000, vanwege het niet tijdig indienen van het definitieve aangiftebiljet. Ter toelichting is op het aanslagbiljet, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Deze aanslag wordt opgelegd omdat u niet of niet tijdig uw definitieve aangifteformulier en/of -biljet heeft ingediend. De boete is een verzuimboete en opgelegd conform de bepalingen in de Algemene landsverordening Landsbelastingen en het hierop gebaseerde boetebeleid…”.
2.6
Bij uitspraak op bezwaar is de boete gehandhaafd
“wegens het niet tijdig doen van de aangifte/betaling”.
2.7
Naar aanleiding van door het Gerecht aan de Inspecteur gestelde vragen (zie 1.6) heeft de Inspecteur onder meer het volgende bericht:
“Bij nader inzien neem ik het standpunt in dat dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft ingediend omdat zij niet het aangiftebiljet, zoals vastgesteld bij PB 2003, no. 80 heeft ingediend. Om deze reden is de boete opgelegd. Dat belanghebbende wel het aangifteformulier heeft ingediend doet hieraan niet af.”

3.GESCHIL

3.1
In geschil is de vraag of de aangifte winstbelasting 2012 te laat is ingediend en of de boete terecht is opgelegd. Belanghebbende meent van niet nu zij op 1 juli 2013 aangifte heeft gedaan en op 16 juli 2013 een gecorrigeerde aangifte heeft ingediend. Bovendien heeft de Inspecteur de gehele motivering van de boete gewijzigd zodat volgens belanghebbende ook om die reden de boete vernietigd dient te worden. De Inspecteur stelt dat op 1 juli 2013 slechts een aangifteformulier is ingediend en geen aangiftebiljet. Het aangiftebiljet is pas op 16 juli 2013 ingediend. Volgens de Inspecteur vormen het aangifteformulier en het aangiftebiljet samen de wettelijk vereiste aangifte.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Aan belanghebbende is een aangiftebiljet winstbelasting 2012 uitgereikt. Ingevolge artikel 6, lid 3 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) wordt in het aangiftebiljet opgave verlangd van gegevens en kan overlegging of toezending van gegevensdragers worden gevraagd waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn. In artikel 6, lid 4 ALL is bepaald dat eenieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt aangifte dient te doen door dit biljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden, in te leveren. Bij ministeriële beschikking met algemene werking wordt het model van de aangiftebiljetten vastgesteld (artikel 6, lid 5 ALL).
4.2
De Minister heeft ter uitvoering van artikel 6, lid 5 ALL bij beschikking van 8 juli 2003 het model van het aangiftebiljet voor de winstbelasting voor het boekjaar 2002 vastgesteld (PB 2003-80). Het model (hierna: het aangiftebiljet) is voor latere jaren ongewijzigd gebleven. Het bevat een groot aantal vragen die door de belastingplichtige beantwoord moeten worden. Daarnaast dient de belastingplichtige de fiscale winst te berekenen op basis van vermogensvergelijking en dient een aantal bescheiden te worden bijgevoegd, zoals een balans en verlies- en winstrekening. Naar het oordeel van het Gerecht is de Minister met de vaststelling van het model en de daarin vervatte vragen gebleven binnen de reikwijdte van artikel 6, lid 3 en lid 5 ALL.
4.3
Ingevolge artikel 15, lid 4 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is de belastingplichtige in de winstbelasting gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger. Op grond van deze bepaling diende belanghebbende aangifte winstbelasting 2012 te doen uiterlijk op 30 juni 2013.
4.4
Belanghebbende heeft op maandag 1 juli 2013 het aangifteformulier ingediend. Dat is naar het oordeel van het Gerecht te laat nu artikel 15, lid 4 ALL voorschrijft dat de belastingplichtige uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar, dat is in dit geval 30 juni 2013, de definitieve aangifte moet doen. Het Gerecht merkt hierbij op dat ingevolge artikel 4 van de Algemene termijnenlandsverordening die verordening hier niet geldt. Het Gerecht voegt daar nog het volgende aan toe.
4.5
Het aangifteformulier bevat slechts een recapitulatie van de winst en de verschuldigde winstbelasting. Met de indiening van uitsluitend dit formulier heeft belanghebbende naar het oordeel van het Gerecht niet aan de voor haar uit artikel 6, lid 3 tot en met 5 ALL voortvloeiende verplichting tot het doen van aangifte voldaan. Het enkel verstrekken van de in het aangifteformulier opgenomen voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens is daarvoor onvoldoende. Belanghebbende is eveneens verplicht het hem uitgereikte aangiftebiljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen en te ondertekenen (zie Hoge Raad 27 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1949). Nu zij dit op 1 juli 2013 niet gedaan heeft, heeft zij ook om die reden niet tijdig aangifte gedaan. De omstandigheid dat op 16 juli 2013 wel de gehele aangifte is ingeleverd doet hier niet aan af.
4.6
Ingevolge artikel 18, lid 2 ALL kan de Inspecteur aan degene die niet of niet tijdig aangifte doet van een aangiftebelasting, een verzuimboete van ten hoogste Naf. 2.500 opleggen. De Inspecteur heeft een verzuimboete opgelegd van Naf. 1.000 en heeft daarbij onbetwist gesteld dat sprake is van een derde verzuim, omdat belanghebbende ook in de jaren 2008 en 2009 in verzuim is geweest. Deze boete is in overeenstemming met het door de Minister van Financiën in artikel 4.4., lid 1, letter c en lid 3 ALL, in combinatie met artikel 4.3, lid 1 ALL, van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht gepubliceerde beleid.
4.7
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur terecht een boete heeft opgelegd. Dat de onvolledige indiening mogelijk een gevolg was van een technische storing maakt niet dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van belanghebbende om de aangifte tijdig in te dienen. De Inspecteur heeft met het opleggen van de boete dan ook niet in strijd gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Belanghebbende heeft in haar reactie van 30 januari 2018 (zie 1.6) betoogd dat het bericht van de Inspecteur van 15 januari 2018 (zie 2.7) een wijziging van de gehele motivering inhoudt die tardief dient te worden beschouwd. Volgens belanghebbende heeft de Inspecteur hiermee toegegeven dat de motivering op de aanslag en op de uitspraak onjuist is geweest en om die reden moet de boete vernietigd worden. Het Gerecht verwerpt dit betoog. De mededeling bij het opleggen van de aanslag dat
“de aanslag wordt opgelegd omdat u niet of niet tijdig uw definitieve aangifteformulier en/of -biljet heeft ingediend”kan niet anders uitgelegd worden dan dat de boete is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van aangifte in de zin van de ALL. Dat standpunt heeft de Inspecteur in de loop van het geding niet gewijzigd, hoogstens genuanceerd, zodat er geen grond is om de boete op grond daarvan te vernietigen. Het Gerecht ziet, gelet hierop en op het feit dat belanghebbende in de gelegenheid gesteld is om op het bericht van de Inspecteur van 15 januari 2018 te reageren, geen aanleiding om over te gaan tot tardiefverklaring van het daarin gestelde (wat daar verder ook van zij).
4.8
De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Het Gerecht acht de opgelegde boete passend en geboden, zodat moet worden beslist zoals hieronder is vermeld.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).