Uitspraak
Parketnummer: 500.00480/17
Vonnis van dit Gerecht
[VERDACHTE],
BESLISSING
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Op 2 november 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van moord en doodslag. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in Curaçao, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. E.F. Sulvaran en mr. P.C. Janssen. De officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, eiste een levenslange gevangenisstraf en toewijzing van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk doden van slachtoffers op 24 juli 2016 en het voorhanden hebben van vuurwapens.
Tijdens de rechtszittingen werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een vermeend vormverzuim, maar het Gerecht oordeelde dat de verdediging onvoldoende onderbouwd was. Het Gerecht kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.
De vrijspraak werd onderbouwd door de onbetrouwbaarheid van anonieme getuigenverklaringen en het gebrek aan directe getuigen. De verklaringen van getuigen die niet uit eigen wetenschap spraken, werden als onvoldoende beschouwd om de betrokkenheid van de verdachte bij de moorden te bevestigen. De benadeelde partijen, die zich hadden gevoegd in het strafproces, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, nu de verdachte was vrijgesproken. Het Gerecht besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.