ECLI:NL:HR:2010:BM9774
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering bij verklaring van onbekende getuige in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 7 juni 2007 in Amsterdam. Het Hof had de bewezenverklaring mede gebaseerd op een proces-verbaal waarin een verklaring van een persoon zonder bekende identiteit was opgenomen. De verdediging had verzocht om deze persoon als getuige op te roepen, wat door het Hof was afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het gebruik van de verklaring in het bewijs in strijd was met artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdediging op enig moment in het geding de wens had geuit om de onbekende getuige te ondervragen. Dit betekende dat de bewezenverklaring niet in belangrijke mate kon steunen op de verklaring van de onbekende getuige, wat de Hoge Raad als onterecht beschouwde. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op ondervraging van getuigen in strafzaken en de voorwaarden waaronder verklaringen van onbekende getuigen als bewijs kunnen worden gebruikt.