ECLI:NL:OGEAC:2018:31

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
AR 81451/2016 - Cur201601535
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging testament en wilsbekwaamheid erflaatster in geschil tussen neef en verpleegster

In deze zaak gaat het om de nalatenschap van een overleden vrouw, aangeduid als erflaatster, die op 86-jarige leeftijd is overleden. De erflaatster had twee testamenten opgemaakt: Testament I, waarin haar neef als enige erfgenaam werd aangewezen, en Testament II, waarin haar verpleegster als erfgenaam werd benoemd. De neef, eiser, betwist de geldigheid van Testament II en stelt dat de erflaatster niet wilsbekwaam was op het moment van het opmaken van dit testament. Hij beweert dat de verpleegster misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden en dat de erflaatster lijdt aan dementie. De verpleegster, gedaagde, betwist deze claims en stelt dat de erflaatster volledig in staat was om haar wil te bepalen en dat zij bewust haar testament heeft gewijzigd.

Het Gerecht heeft de verklaringen van beide partijen en hun getuigen gehoord, waaronder medische verklaringen over de geestelijke toestand van de erflaatster. De rechter concludeert dat de verpleegster, als beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, niet kan erven van de erflaatster, omdat zij haar tijdens haar ziekte heeft verzorgd. Het Gerecht oordeelt dat Testament II vernietigd moet worden, omdat het tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden. De neef wordt erkend als de enige erfgenaam van de erflaatster. Het vonnis wordt uitgesproken door rechter P.E. de Kort op 19 februari 2018, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
eiser,
gemachtigden: mrs. A.N. Sulvaran en C.A. Peterson,
tegen
[GEDAAGDE],
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 16 december 2016;
- de conclusie van antwoord van 12 juni 2017;
- het proces-verbaal van de comparitie van 13 september 2017;
- de akte van eiser van 13 november 2017;
- de akte van gedaagde van 27 november 2017.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil

2.1
Deze zaak gaat om de nalatenschap van mevrouw [naam erflaatster], op [datum] op 86-jarige leeftijd te Curaçao overleden. Zij zal hierna worden aangeduid als “erflaatster”. De nalatenschap van erflaatster bestaat uit een onbelaste woning aan de [adres] te Curacao, met een waarde van twee- á driehonderdduizend gulden. Erflaatster had geen kinderen. Op 4 april 2012 heeft erflaatster, gelijktijdig met haar later dat jaar overleden echtgenoot [naam echtgenoot], een testament opgemaakt. Daarin werd (voor zover hier relevant) eiser aangewezen als haar enige erfgenaam. Dit testament wordt verder aangeduid als Testament I. Op 16 augustus 2016 heeft erflaatster een nieuw testament opgemaakt - Testament II - waarin haar eerdere Testament I werd herroepen en waarin gedaagde als haar enig erfgenaam werd aangewezen.
2.2
Eiser is een neef (oomzegger) van de echtgenoot van erflaatster en heeft van zijn zevende tot zijn veertiende bij erflaatster en haar echtgenoot in huis gewoond. Gedaagde is de dochter van een nicht van erflaatsters schoonzus. Zij heeft het laatste jaar van erflaatsters leven bij erflaatster ingewoond.
2.3
Eiser vindt dat Testament II niet rechtsgeldig is en dat Testament I nog steeds van kracht is. Volgens eiser is hij daarom de enige erfgenaam van erflaatster. Volgens eiser leed erflaatster de laatste jaren van haar leven aan dementie en heeft gedaagde daarvan misbruik gemaakt door haar vlak voor haar dood haar testament te laten veranderen. De bedoeling was volgens eiser eigenlijk dat erflaatster in 2015 onder curatele zou worden gesteld. Maar dat hoefde niet meer toen besloten was dat gedaagde de persoonlijke verzorgster zou worden van erflaatster en bij erflaatster ging inwonen. Volgens eiser was erflaatster op het moment dat zij Testament II opmaakte niet meer in staat haar wil te bepalen - was zij niet meer
compos mentis- en moet Testament II om die reden van tafel. Volgens eiser kon gedaagde bovendien helemaal niet van erflaatster erven omdat zij haar verpleegster was en omdat verpleegsters wettelijk niet kunnen erven van een overledene die zij hebben verpleegd. Ook is volgens eiser sprake van misbruik van omstandigheden.
2.4
Eiser vordert dat het Gerecht:
( i) voor recht zal verklaren dat erflaatster al voor 2016 en/of op 16 augustus 2016 niet wilsbekwaam was en of geen redelijk oordeel over of redelijke waardering van haar belangen heeft gehad, nog enige weloverwogen wensen en/of oordelen omtrent haar nalatenschap heeft kunnen hebben of uitdragen als wilsuiting;
(ii) voor recht zal verklaren dat het voor erflaatster op 16 augustus 2016 door tussenkomst van notaris mr. Naaldijk gemaakte en ondertekende Testament II nietig is; althans,
(iii) Testament II zal vernietigen;
(iv) voor recht zal verklaren dat eiser de enige erfgenaam van erflaatster is;
( v) gedaagde zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.5
Gedaagde vindt dat er geen reden is om te twijfelen aan de geldigheid van Testament II. Bij dat testament is Testament I herroepen, zodat volgens gedaagde niet eiser maar gedaagde de enig erfgenaam van erflaatster is. Volgens gedaagde was erflaatster helemaal niet gediend van de pogingen van eiser om erflaatster onder curatele te stellen en in een bejaardentehuis te laten opnemen en had erflaatster het gevoel dat eiser uit was op haar pensioen en spullen. Volgens gedaagde was het een bewuste en weloverwogen keuze van erflaatster om haar testament te wijzigen.

3.De beoordeling

3.1
Als de vorderingen van eiser slagen, komt Testament II uit 2016 te vervallen en herleeft Testament I uit 2012. In dat geval is eiser weer te beschouwen als de enige erfgenaam van erflaatster.
3.2
Bij de beoordeling komen in het bijzonder de volgende vragen op:
- Was erflaatster wilsbekwaam (compos mentis) toen zij Testament II opmaakte?
- Kan gedaagde als verpleegster van erflaatster erven?
- Is Testament II tot stand gekomen door misbruik van omstandigheden?

3.3
Partijen zijn het niet eens over de vraag of erflaatster op 16 augustus 2016 nog in staat was zelfstandig beslissingen zoals een testamentswijziging te nemen en de gevolgen hiervan te overzien.
3.4
Beide partijen hebben (medische) verklaringen overgelegd waarmee zij hun stellingen over de geestelijke toestand van erflaatster ondersteunen.
 Door eiser is een verklaring overgelegd van drs. Mol, die tot begin 2015 de huisarts van erflaatster was. Mol verklaart:
“Patiënte is op 19 maart 2015 door mij verwezen naar de psychiater ter evaluatie van toenemende vergeetachtigheid.
Nadien heb ik patiënte niet meer gezien.”
 Door gedaagde is overgelegd een verklaring van huisarts Da Costa Gomez. Hij is vanaf maart 2015 de nieuwe huisarts van erflaatster geworden (en was al langer de huisarts van gedaagde). Da Costa Gomez schrijft op 3 april 2015 aan psychiater dr. Matroos het volgende over erflaatster:
“- patiënte is compos mentus
- zij verlangt dat ik haar huisarts zal zijn
- kunt u mij berichten voor wat betreft uw psychiatrisch onderzoek van haar?”
 Eiser heeft overgelegd een brief van psychiater dr. Matroos aan “de notaris” van 24 april 2015:
“Naar aanleiding van het verzoek om informatie in verband met de op te starten gerechtelijke procedure voor onder curatele stelling/bewindvoerderschap over betrokkene het volgende.
Betrokkene is door mij geëvalueerd op 21 april 2015. Ze is bekend met sinds 2014 progressieve vergeetachtigheid en cognitieve verslechtering. Op de Folstein MMSE scoort zij als gevorderde cognitieve achteruitgang.
Diagnose: gevorderde dementie, wschl. op basis van ziekte van Alzheimer in combinatie met vasculaire dementie.
De aandoening tast het oordeelsvermogen aan waardoor betrokkene niet meer in staat is haar belangen naar behoren te behartigen.”
 Door gedaagde zijn nog twee andere verklaringen van 2 juli 2015 en 10 augustus 2016 van huisarts Da Costa Gomez overgelegd, waarin hij onder meer schrijft dat erflaatster “allerminst dement” is, dat zij al haar eigen beslissingen kan nemen, dat zij goed verzorgd wordt door gedaagde, dat zij wenst dat Three for One Consultant & Service Bureau van gedaagde al haar zaken behartigt, dat gedaagde voor erflaatster de enige persoon is die zij volledig vertrouwt en dat zij aan hem verklaard heeft “niets, maar dan ook niets” met eiser te maken te willen hebben omdat eiser “alleen maar haar huis en huisraad tevens haar pensioengeld wil hebben”.
 Gedaagde heeft overgelegd een e-mailbericht van een kennis van gedaagde die schrijft dat hij niet heeft geconstateerd dat erflaatster “zwaar dement is of in een verregaande staat van Alzheimer verkeerde”, dat erflaatster verschillende malen aan hem heeft verklaard dat zij gedaagde als een dochter beschouwt en haar haar huis wil laten erven als genoegdoening voor de aan erflaatster verleende zorg.
 Ook heeft gedaagde een brief overgelegd van notaris mr. Naaldijk voor wie Testament II is opgemaakt. Hij schrijft aan de advocaat van gedaagde:
“Naar aanleiding van uw schrijven de dato 5 mei 2017 bericht ik u als volgt.
Opgemelde mevrouw [naam erflaatster] heeft op 16 augustus 2016 haar testament bij mij getekend.
Had haar een paar maanden eerder eerst op consult.
Heb haar toen in overweging gegeven eerst nog even goed na te denken.
Zij is echter consistent en volhardend gebleven en heeft mevrouw [naam gedaagde] als enige erfgename benoemd.
Heb minstens twee gesprekken met haar gehad.
Nooit aanleiding gehad aan haar geestelijke gesteldheid te twijfelen.
Had ook een doktersverklaring dienaangaande in file.”
3.5
De verklaringen van met name psychiater Matroos en huisarts Da Costa Gomez lopen dus uiteen. Het Gerecht zou voorshands geneigd het oordeel van de psychiater, gelet op diens specialisatie, de doorslag te laten geven. Naar het Gerecht veronderstelt, was de notaris voor wie Testament II is gepasseerd niet bekend met die verklaring. In deze zaak is het, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, echter niet nodig om dit nader te onderzoeken, en ook niet om nader onderzoek te doen - door het horen van getuigen en/of het opvragen van medische gegevens - naar de wilsbekwaamheid van erflaatster ten tijde van Testament II.

3.6
Gedaagde is een beroepsmatig zorgverlener. Zij is sociaal pedagoog. Onder de handelsnaam Three for One Consultant & Service Bureau begeleidt zij jongeren, jongvolwassenen en ouderen. Zij verzorgt vaker ouderen. Ter comparitie is van dat laatste een voorbeeld genoemd. In maart 2015 is gedaagde ingeschakeld voor de verzorging van erflaatster en na een paar maanden is zij bij gedaagde gaan inwonen. Volgens eiser verdiende gedaagde daarmee NAf 10 per uur; gedaagde zelf noemde op de comparitie een loon van NAf 2.000 - 2.800 per maand. Gedaagde nam ook de taak over van de wijkverpleging, door wie erflaatster eerder verpleegd werd. Erflaatster had onder meer hartproblemen, waarvoor zij in augustus en september 2018 tweemaal in het ziekenhuis opgenomen is geweest. Zij is overleden aan hartstilstand en longembolie.
3.7
Artikel 4:59 lid 1 BW bepaalt het volgende:
De beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden, bijstand hebben verleend, alsmede de geestelijk verzorgers die hem gedurende die ziekte hebben bijgestaan, kunnen geen voordeel trekken uit de uiterste wilsbeschikkingen die zodanig persoon gedurende de behandeling of de bijstand te hunnen behoeve heeft gemaakt.
3.8
Gedaagde is een beroepsbeoefenaar zoals in deze wettelijke bepaling bedoeld die aan erflaatster in haar laatste levensdagen individuele gezondheidszorg heeft verleend. De vergelijking die gedaagde in haar laatste akte maakt met de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van het Gerechtshof ’s Hertogenbosch van 17 april 2007 (ECLI:NL:GHSHE:2007:BA5737) gaat niet op, al was het maar omdat Curaçao (nog) geen BIG-register heeft.
3.9
Artikel 4:60 BW maakt uitzonderingen op artikel 4:59 BW voor legaten en voor bloed- of aanverwanten in de vierde graad, stief- of pleegkinderen en echtgenoten of andere levensgezellen. Niet gebleken is dat een van deze uitzonderingen op gedaagde van toepassing is.
3.1
Gedaagde kan dan ook niet erven van erflaatster.
3.11
Testament II komt er in de kern op neer dat eiser als enig erfgenaam werd vervangen door gedaagde. Om het nadeel voor eiser op te heffen, dient Testament II te worden vernietigd.

3.12
Ingevolge artikel 3:44 BW is een rechtshandeling onder meer vernietigbaar wanneer zij door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen. Het vierde lid van dat artikel luidt:
Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
3.13
Artikel 4:43 lid 1 BW bepaalt dat testamenten niet vernietigbaar zijn op grond van misbruik van omstandigheden als het gaat om bevoordeling van bloed- of aanverwanten in de vierde graad, stief- of pleegkinderen en echtgenoten of andere levensgezellen. Niet gebleken is dat een van deze uitzonderingen op gedaagde van toepassing is.
3.14
Artikel 4:31 lid 1 BW bepaalt voorts dat als een beroep op misbruik van omstandigheden is toegelaten - hetgeen bij een “buitenstaander” als gedaagde het geval is - de regel van artikel 7:176 BW over de bewijslast van overeenkomstige toepassing is. Op grond van dat laatste artikel rust, nu door eiser feiten zijn gesteld waaruit volgt dat Testament II door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, op gedaagde in beginsel de bewijslast van het tegendeel.
3.15
Gezien de positie van gedaagde als professionele, bij gedaagde inwonende zorgverlener, de hoge leeftijd van erflaatster en hetgeen in dit geding aannemelijk is geworden over haar geestelijke en lichamelijke gesteldheid in haar laatste levensdagen, heeft gedaagde onvoldoende gesteld om - indien bewezen - te kunnen aannemen dat gedaagdes bevoordeling door Testament II niet door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.
3.16
Ook op grond van artikel 3:44 BW dient Testament II dus vernietigd te worden.

3.17
Testament II zal worden vernietigd. Bij de door eiser onder 2.4 (i) en (ii) gevraagde verklaringen voor recht heeft eiser gelet daarop onvoldoende belang. Zijn daarop betrekking hebbende stellingen behoeven geen bespreking. De vorderingen onder (iii) en (iv) zijn toewijsbaar.
3.18
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

Het Gerecht:
4.1
vernietigt de op 16 augustus 2016 voor notaris mr. Naaldijk verleden uiterste wilsbeschikking van erflaatster (Testament II);
4.2
verklaart voor recht dat eiser de enig erfgenaam van erflaatster is;
4.3
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser begroot op NAf 269,50 aan oproepingskosten, NAf 450 aan griffierecht en NAf 2.500 voor gemachtigdensalaris;
4.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2018.