ECLI:NL:OGEAC:2018:304

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
CUR201802850
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over recht op cessantia en hoogte pensioenuitkering volgens de Landsverordening Cessantia

In deze zaak heeft verzoekster, een verpleegkundige die sinds 1 maart 1979 bij Advent werkt, een verzoekschrift ingediend met betrekking tot haar recht op cessantia en de hoogte van haar pensioenuitkering. Verzoekster is per november 2016 met vakantie gestuurd en later op non-actief gesteld met behoud van salaris. In de vaststellingsovereenkomst die Advent en verzoekster hebben opgesteld, is afgesproken dat verzoekster bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een pensioen van Naf. 874,33 per maand zal ontvangen. Advent heeft echter op 15 november 2018 een bedrag van Naf. 281,58 uitgekeerd aan verzoekster, wat leidde tot een geschil over de hoogte van de pensioenuitkering en het recht op cessantia.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Verzoekster stelt dat zij recht heeft op cessantia omdat haar pensioenuitkering lager is dan het wettelijk ouderdomspensioen van Naf. 862,-. Advent daarentegen voert aan dat verzoekster geen recht heeft op cessantia, omdat haar pensioenuitkering hoger is dan het AOV-pensioen. Het Gerecht heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen.

Het Gerecht oordeelt dat verzoekster een pensioen ontvangt dat hoger is dan het wettelijk ouderdomspensioen, en dat de voorwaarden voor cessantia volgens artikel 3 van de Landsverordening Cessantia niet van toepassing zijn. De vordering van verzoekster wordt afgewezen, maar het Gerecht staat haar wel toe kosteloos te procederen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitgesproken door mr. S.E. Sijsma op 14 december 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR201802850
Beschikking d.d. 14 december 2018
inzake
[Verzoekster],wonende te Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. O. Lodowica,
tegen
de stichting
ANTILLEAN ADVENTIST HEALTHCARE SERVICES FOUNDATION,gevestigd te Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mrs. A.C. van Hoof en D.M. Wildeman.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en Advent worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1. [
Verzoekster] heeft op 28 augustus 2018 een verzoekschrift met producties ingediend. Advent heeft op 30 oktober 2018 een verweerschrift met producties ingediend. Het verzoek is behandeld op 30 oktober 2018 . Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden het woord gevoerd. Partijen hebben, zoals ter zitting was besproken, per email van 14 en 16 november 2018 gelijktijdig een nadere conclusie genomen. Vervolgens hebben partijen per email van 30 november 2018 de gelegenheid gekregen en genomen voor een akte uitlating. Partijen is vervolgens aangezegd dat het Gerecht een beschikking zal geven.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
2.2. [
Verzoekster] werkt sinds 1 maart 1979 als verpleegkundige bij Advent. Per november 2016 is [verzoekster] met vakantie gestuurd en vervolgens op non-actief gesteld met behoud van salaris. Eind 2016 hebben partijen met elkaar gesproken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In dat kader is door Advent een vaststellingsovereenkomst geconcipieerd, waarin onder meer staat:
3. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van het Adventziekenhuis zult u een pensioen ontvangen van Naf. 874,33 per maand, namelijk Ang. 550.00 van het Adventziekenhuis en Ang. 324.33 van Ennia Collective Pension Verzekering.
2.3.
Vanaf 16 oktober 2017 is Advent begonnen met het uitkeren van pensioen aan [verzoekster], bestaande uit een bedrag van NAf 550,- bruto / NAf 509,34 netto. Advent keerde uit NAf 302,67 bruto / NAf 298,13 netto.
2.4.
In de ‘PENSION CALCULATION’ van Advent (ongedateerd) staan de volgende bedragen opgesomd: NAf 550,- als ‘pension offered by Advent’ en NAf 324,33, als ‘projected pension from Ennia’. Tenslotte staat er ‘Total per month 874,33’.
2.5.
Advent heeft op 15 november 2018 een bedrag uitgekeerd aan [verzoekster] van NAf 281,58 met als payment reference: Adjustment Pension. De uitkering bestaat uit het verschil in wat Advent zou uitkeren, zijnde NAf 874,33 en wat Advent heeft uitgekeerd, zijnde NAf 852,67. Het verschil, NAf 21,66, is met terugwerkende kracht over 13 maanden uitgekeerd.
2.6.
Het geldende wettelijk ouderdomspensioen bedraagt op dit moment NAf 862,- per maand.

3.Het geschil

3.1. [
Verzoekster] verzoekt dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
  • [Verzoekster] toe zal staan kosteloos te procederen;
  • Advent zal veroordelen tot het betalen van cessantia en wettelijke rente;
  • Advent te veroordelen in de kosten van dit geding en het gemachtigdensalaris.
3.2. [
Verzoekster] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [Verzoekster] heeft recht op cessantia nu zij geen ontslag heeft ingediend of niet wegens een dringende reden is ontslagen.
3.3.
Advent heeft het volgende tot verweer gevoerd. Gelet op artikel 3 lid 4 van de Landsverordening Cessantia heeft de werknemer geen recht op cessantia, aangezien bij het einde van het dienstverband het bedrijfspensioen hoger is dan het AOV-pensioen van NAf 862,-.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal verzoekster worden toegelaten om kosteloos te procederen.
4.2.
Artikel 3 van de Landsverordening Cessantia luidt als volgt:
Artikel 3
Cessantia-uitkering
1. De werknemer wiens dienstbetrekking eindigt, anders dan door zijn schuld of tengevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid, wordt door de werkgever een eenmalige uitkering, gebaseerd op het laatstgenoten loon, toegekend, waarvan de hoogte als volgt wordt berekend: - voor het eerste tot en met het tiende volle dienstjaar één werkloon per dienstjaar; - voor het elfde tot en met het twintigste volle dienstjaar een en een kwart maal het weekloon per dienstjaar; - voor de daarop volgende volle dienstjaren tweemaal het weekloon per dienstjaar. Voor de berekening van volle dienstjaren geldt een periode van meer dan zes maanden na het eerste dienstjaar als een vol dienstjaar.
(…)
4. Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing indien een werknemer bij het einde van zijn dienstbetrekking in het genot van een pensioen of uitkering bij wijze van pensioen of ouderdomsverzorging wordt gesteld.
5. Het bepaalde in het vierde lid vindt geen toepassing wanneer het pensioen of de uitkering bij wijze van pensioen of ouderdomsverzorging, dat aan de werknemer bij het einde van zijn dienstbetrekking wordt uitgekeerd, minder bedraagt dan het dan geldende wettelijk ouderdomspensioen, danwel, het pensioen ingeval daarop het wettelijk ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht, minder bedraagt dan tweemaal het bedrag van het dan geldende wettelijk ouderdomspensioen.
4.3.
Het geschil gaat om de vraag of het in artikel 3 lid 5 van de Landsverordening Cessantia bepaalde van toepassing is.
4.4. [
Verzoekster] stelt zich op het standpunt zij recht heeft op cessantia indien de pensioenuitkering minder bedraagt dan het geldende wettelijk ouderdomspensioen, danwel het pensioen minus het wettelijk ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht, minder is dan tweemaal het bedrag van het geldende wettelijke ouderdomspensioen. [Verzoekster] stelt dat zij een totaal pensioen ontvangt van NAf 807,47 terwijl het wettelijk geldende ouderdomspensioen NA f 862,- bedraagt. Nu de pensioenuitkering lager is dan het wettelijke ouderdomspensioen, stelt [verzoekster] recht te hebben op cessantia.
4.5.
Advent stelt zich op het standpunt dat in artikel 3 lid 5 van eerdergenoemde Landsverordening twee scenario’s besproken worden. Als eerste wordt het scenario beschreven voor het geval dat het bedrijfspensioen minder is dan het AOV-pensioen. Als dat het geval is heeft een werknemer recht op cessantia. Het tweede scenario ziet op de situatie waarbij de AOV is ingebouwd in de uitkering bedrijfspensioen. Advent stelt dat beide scenario’s niet van toepassing zijn, zodat artikel 3 lid 4 van de Landsverordening cessantia van toepassing is.
4.6.
Het Gerecht overweegt als volgt. Tussen partijen is bij het einde van de dienstbetrekking overeengekomen dat Advent aan [verzoekster] bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een bedrag van NAf 874,44 aan pensioen ontvangt. [Verzoekster] stelt dat zij de vaststellingsovereenkomst niet heeft ondertekend. Hiermee heeft zij niet in voldoende mate bestreden dat partijen een pensioenuitkering van NAf 874,44 zijn overeengekomen. Het staat immers vast dat de dienstbetrekking is geëindigd en dat ook de andere bepalingen die zijn verwoord in de vaststellingsovereenkomst zijn nageleefd door partijen (bijvoorbeeld het opnemen van vakantiedagen zoals bepaald onder 1.). Niet valt daarom in te zien dat door het enkel niet ondertekenen er geen wilsovereenstemming zou zijn op het punt van de pensioenuitkering. Ook wordt [verzoekster] niet gevolgd waar zij stelt dat uit de stukken helemaal niet blijkt welk bedrag Ennia zou gaan uitkeren. Advent heeft immers een ‘PENSION CALCULATION’ in het geding gebracht, waarin onder meer het ‘projected pension from Ennia’ wordt genoemd van NAf 324,33 en waarin het in totaal genoemde bedrag correspondeert met het bedrag van de pensioenuitkering in de vaststellingsovereenkomst.
4.7.
Advent is er dus bij de pensioenberekening van uitgegaan dat de totale uitkering aan [verzoekster] NAf 874,33 zou bedragen, waarvan Advent NAf 550,- zou betalen en Ennia NAf 324,33. Het bleek Advent pas ter zitting dat de uitkering van Ennia in werkelijkheid lager was. Advent heeft vervolgens met terugwerkende kracht haar pensioenuitkering aan [verzoekster] verhoogd tot NAf 580,- per maand. Het enige wat in deze zaak in die zin is veranderd ten opzichte van de vaststellingsovereenkomst en de pension calculation, is de verhouding van de bedragen uit de twee bronnen (Advent en Ennia) waarmee het totale bedrag aan pensioen wordt bekostigd. In totaal ontvangt [verzoekster] daarmee een pensioen van iets hoger dan het overeengekomen bedrag (NAf 874,44), namelijk NAf 882,67 per maand.
4.8. [
Verzoekster] ontvangt dus een hoger pensioen dan het geldende wettelijk ouderdomspensioen (AOV) van NAf 862,-. Dat betekent dat de eerste in voornoemde artikel 3 lid 5 Landsverordening Cessantia beschreven situatie zich niet voordoet. De tweede zin van genoemd artikellid is evenmin van toepassing omdat in deze zaak geen sprake is van inbouw van AOV in het pensioen (zie ook rechtsoverweging 4.2. van het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 25 juni 2013, ECLI:NL:OGHACMB:2013:14).
4.9. [
verzoekster] doet tevergeefs een beroep op de arresten van de HR van 8 februari 1991, NJ 1991, 325 en van HR 3 februari 1989, NJ 1989, 364. In onderhavige zaak was al vanaf het moment dat partijen in gesprek gingen over beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij hen bekend dat het totale bedrag aan pensioen hoger zou zijn dan de AOV uitkering en is er niet, zoals in de casus die ten grondslag lag aan de arresten, sprake van een eenzijdige verhoging van het pensioen door de werkgever waardoor de werknemer geen aanspraak meer kon maken op cessantia.
4.10.
Voorgaande leidt tot de slotsom dat [verzoekster] op grond van artikel 3 leden 1, 4 en 5 van de Landsverordening Cessantia geen recht heeft op cessantia. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
In de hoedanigheid van partijen ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
staat [verzoekster] toe kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.E. Sijsma, rechter, en op 14 december 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.