In deze zaak heeft verzoekster, een verpleegkundige die sinds 1 maart 1979 bij Advent werkt, een verzoekschrift ingediend met betrekking tot haar recht op cessantia en de hoogte van haar pensioenuitkering. Verzoekster is per november 2016 met vakantie gestuurd en later op non-actief gesteld met behoud van salaris. In de vaststellingsovereenkomst die Advent en verzoekster hebben opgesteld, is afgesproken dat verzoekster bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een pensioen van Naf. 874,33 per maand zal ontvangen. Advent heeft echter op 15 november 2018 een bedrag van Naf. 281,58 uitgekeerd aan verzoekster, wat leidde tot een geschil over de hoogte van de pensioenuitkering en het recht op cessantia.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Verzoekster stelt dat zij recht heeft op cessantia omdat haar pensioenuitkering lager is dan het wettelijk ouderdomspensioen van Naf. 862,-. Advent daarentegen voert aan dat verzoekster geen recht heeft op cessantia, omdat haar pensioenuitkering hoger is dan het AOV-pensioen. Het Gerecht heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen.
Het Gerecht oordeelt dat verzoekster een pensioen ontvangt dat hoger is dan het wettelijk ouderdomspensioen, en dat de voorwaarden voor cessantia volgens artikel 3 van de Landsverordening Cessantia niet van toepassing zijn. De vordering van verzoekster wordt afgewezen, maar het Gerecht staat haar wel toe kosteloos te procederen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitgesproken door mr. S.E. Sijsma op 14 december 2018.