ECLI:NL:OGEAC:2018:300

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
CUR201700492
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing weduwenpensioen op grond van huwelijkseis

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Curaçao, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een weduwenpensioen door de Sociale Verzekeringsbank. De aanvraag was afgewezen op basis van de Landverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (de AWw), omdat eiseres niet met de overleden verzekerde gehuwd was. De afwijzing vond plaats op 13 april 2017, waarna eiseres op 29 mei 2017 beroep aantekende. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de zaak op 26 september 2018 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E.J. Maduro, en verweerster werd vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia.

Het Gerecht overwoog dat op grond van artikel 7 van de AWw de weduwe van een verzekerde recht heeft op een weduwenpensioen, zolang zij nog geen 65 jaar oud is. De ontvankelijkheid van het beroep werd besproken, waarbij het Gerecht concludeerde dat het beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks dat verweerster geen bewijs van verzending van het bestreden besluit had overgelegd. De kern van het geschil was of eiseres recht had op het weduwenpensioen, gezien het feit dat zij nooit gehuwd was met de overleden verzekerde, maar wel zes jaar met hem had samengewoond.

Het Gerecht concludeerde dat eiseres geen weduwe was, omdat er geen huwelijk was, en dat verweerster het verzoek op goede gronden had afgewezen. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 december 2018, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Maduro,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 13 april 2017 heeft verweerster een aanvraag van eiseres om toekenning van een weduwenpensioen op grond van de Landverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (de AWw) afgewezen (de afwijzing).
Bij beroepschrift van 29 mei 2017, bij het Gerecht ingediend op 6 juni 2017, heeft eiseres beroep ingesteld tegen de afwijzing.
Verweerster heeft een verweerschrift, met producties, ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 26 september 2018. Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 7 van de AWw heeft de weduwe van een verzekerde, zolang zij nog geen 65 jaar oud is, recht op een weduwenpensioen overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening.
2. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep overweegt het Gerecht dat verweerder geen bewijs van verzending van het bestreden besluit heeft overgelegd, waardoor ook niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld wanneer die verzending heeft plaatsgevonden. Nu eiseres onweersproken heeft gesteld het bestreden besluit op 11 mei 2017 te hebben ontvangen, moet ervan worden uitgegaan dat het bestreden besluit kort voordien is verzonden. Dit in aanmerking genomen, moet het beroepschrift, dat op 6 juni 2017 bij het Gerecht is ingekomen, geacht worden binnen de daarvoor staande termijn van zes weken na verzending van het bestreden besluit, en dus tijdig, te zijn ingediend.
3. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of verweerster terecht het verzoek van eiseres om een weduwenpensioen heeft afgewezen op de grond dat eiseres niet met de overleden verzekerde gehuwd is geweest.
3.1
Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat zij zes jaar met de overleden verzekerde heeft samengewoond en nooit gehuwd met hem te zijn geweest. Uit de tekst van de wet en in aanmerking genomen hetgeen in de Memorie van Toelichting is opgenomen, hebben partijen die met elkaar gehuwd waren en door de dood van de ander weduw(e) is geworden recht op een weduwenpensioen. Nu eiseres niet met de overleden verzekerde gehuwd was, is zij geen weduwe en heeft zij geen recht op een weduwenpensioen. Verweerster heeft het verzoek van eiseres op goede gronden afgewezen. Het beroep is ongegrond.
4. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, voorzitter, en A.R. Ramirez en mr. J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.