In deze zaak heeft de naamloze vennootschap RHM MANAGEMENT AND INVESTMENT COMPANY N.V. (eiseres) op 3 juli 2018 een verzoekschrift ingediend tegen een gedaagde die niet in rechte is verschenen. De eiseres vorderde een bedrag van NAf 1.885,32, bestaande uit de hoofdsom van NAf 1.000,00, buitengerechtelijke incassokosten, boeterente en proceskosten. De gedaagde had op 28 februari 2018 een geldleningsovereenkomst afgesloten met de eiseres, waarbij hij de lening in vier maandelijkse termijnen diende terug te betalen. Ondanks aanmaningen heeft de gedaagde niet betaald.
De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst deels nietig is, omdat de rente en kosten die de gedaagde verschuldigd was, boven de door de Centrale Bank vastgestelde maximum van 27% per jaar uitkwamen. De rechter oordeelde dat er onvoldoende omstandigheden waren die een hogere rente rechtvaardigden. De eiseres kreeg de hoofdsom van NAf 1.000,00 toegewezen, vermeerderd met 2,25% rente en buitengerechtelijke incassokosten van NAf 282,79.
De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.J. Martijn op 29 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.