ECLI:NL:OGEAC:2018:278

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
CUR201500206 tot en met CUR201500208
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen aanslag premie AVBZ en aanslagen IB en premie BVZ

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen een aanslag in de inkomstenbelasting (IB) en een aanslag premie AVBZ, maar de Inspecteur had nog geen uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de premie AVBZ omdat de aanslag IB nog niet onherroepelijk was. Het Gerecht oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de aanslag premie AVBZ niet-ontvankelijk was, omdat de Inspecteur nog niet verplicht was om uitspraak te doen. De belanghebbende had ook beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren tegen de aanslagen IB en premie BVZ, en dit beroep werd ontvankelijk verklaard. Het Gerecht constateerde dat de Inspecteur niet tijdig had beslist op de bezwaarschriften en verklaarde deze beroepen gegrond, maar oordeelde dat de bezwaren tegen de aanslagen zelf ongegrond waren. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de belastingrechter en de voorwaarden waaronder een uitspraak op bezwaar moet worden gedaan, evenals de procedurele aspecten van het indienen van beroepen.

Uitspraak

Uitspraak van 26 oktober 2018
BBZ nrs. CUR201500206 tot en met CUR201500208
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is, met dagtekening 31 oktober 2014, voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting (IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 82.783.
1.2
Aan belanghebbende is, met dagtekening 31 oktober 2014, voor het jaar 2013 een aanslag premie BVZ opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 86.134.
1.3
Aan belanghebbende is, met dagtekening 31 oktober 2014, voor het jaar 2013 een aanslag premie AVBZ opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 82.783.
1.4
Belanghebbende heeft op 26 november 2014 bezwaarschriften ingediend tegen voornoemde aanslagen.
1.5
Belanghebbende heeft op 14 september 2015 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren.
1.6
De Inspecteur heeft op 29 en 30 augustus 2016 verweerschriften ingediend.
1.7
Een comparitiezitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2016. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ], [ B ] en [ C ]. De zaken met de nummers CUR201500079, CUR201500206 t/m CUR201500208 en CUR201500275 t/m CUR201500277, zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende heeft ter zitting enige producties ingebracht.
1.8
Belanghebbende heeft ter zitting de rechter gewraakt. De wrakingskamer heeft bij uitspraak van 5 september 2016, nummer HAR 50/2016, het verzoek tot wraking afgewezen.
1.9
Een comparitiezitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2017. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ] en [ C ]. De zaken genoemd in 1.7 zijn wederom gezamenlijk behandeld. Belanghebbende heeft ter zitting pleitnotities ingebracht.
1.1
Belanghebbende heeft op 28 februari 2017 een nader stuk ingediend.
1.11
De Inspecteur heeft op 17 maart 2017 een nader stuk ingediend.
1.12
Belanghebbende heeft op 6 april 2017 een nader stuk ingediend.
1.13
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 17 oktober 2018. Belanghebbende heeft bij mailbericht van 7 september 2018 aan de griffier laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. De Inspecteur heeft vervolgens toestemming verleend zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen. Belanghebbende is hiervan in kennis gesteld en heeft hierop niet gereageerd. Gelet daarop, in samenhang met het mailbericht van belanghebbende van 7 september 2018 waarin niet om aanhouding is verzocht, is het Gerecht ervan uitgegaan dat ook belanghebbende kan instemmen met het doen van uitspraak zonder mondelinge behandeling.
1.14
Het Gerecht heeft daarop op de voet van artikel 8b van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2.OVERWEGINGEN

Bevoegdheid belastingrechter ter zake van premieheffing BVZ en AVBZ

2.1
Ingevolge artikel 6.6 Landsverordening BVZ en artikel 19a Landsverordening AVBZ zijn de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) en de Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943 (Lv Inv) van overeenkomstige toepassing op de heffing van premie BVZ en AVBZ. Verder is in deze bepalingen opgenomen dat de heffing van premies door de belastinginspecteur geschiedt en de inning door de ontvanger. Het vorenstaande brengt mee dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag premie BVZ of AVBZ een bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur en tegen de beslissing op dit bezwaarschrift beroep kan instellen bij de belastingrechter. De belastingrechter is mitsdien bevoegd kennis te nemen van onderhavige geschillen over de premieheffing BVZ en AVBZ.
Niet tijdig beslissen op bezwaar tegen aanslag premie AVBZ
2.2
Ingevolge artikel 39, lid 2, Landsverordening AVBZ doet de Inspecteur indien de feiten en omstandigheden die in geding zijn tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, op een bezwaarschrift betreffende de premieheffing AVBZ eerst uitspraak op bezwaar nadat de aanslag in de inkomstenbelasting onherroepelijk is komen vast te staan.
2.3
In het onderhavige geval staat de aanslag IB nog niet onherroepelijk vast, zodat de Inspecteur nog geen uitspraak op het bezwaar tegen aanslag premie AVBZ mag doen.
De beslistermijn voor de Inspecteur is nog niet verstreken. Het beroep tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag premie AVBZ is dus voortijdig ingediend en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Niet tijdig beslissen op bezwaren tegen aanslagen IB en premie BVZ
2.4
De bezwaarschriften tegen de aanslagen IB en premie BVZ zijn op 26 november 2014 door de Inspecteur ontvangen.
2.5
Ingevolge artikel 30, lid 2, ALL is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 26 augustus 2015, een uitspraak heeft gedaan.
2.6
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 26 augustus 2016, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
2.7
Belanghebbende heeft op 14 september 2015 beroepschriften ingediend tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Deze beroepen zijn mitsdien ontvankelijk.
2.8
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissingen op de bezwaarschriften tegen de aanslagen IB en premie BVZ genomen. De beroepen tegen het niet tijdig beslissen dienen derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proceseconomische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog beslissingen te nemen op deze bezwaarschriften. De onderhavige procedure duurt immers al bijna vier jaren. Bovendien zullen de op de bezwaarschriften te nemen beslissingen tot niets anders kunnen leiden dan tot een ongegrondverklaring. Redengevend daarvoor is het volgende.
Aanslagen vastgesteld door Inspecteur
2.9
Artikel 5 ALL bepaalt dat de aanslagen worden vastgesteld door de Inspecteur. Artikel 1 en artikel 2, lid 1, Lv Inv bepalen dat de Inspecteur de kohieren van de aanslagen ter invordering naar de ontvanger zendt, waarna de ontvanger zo spoedig mogelijk aan ieder, wiens naam op de kohieren voorkomt, een aanslagbiljet toezendt.
2.1
Anders dan belanghebbende meent, valt uit de vermelding van “Ontvanger Curaçao” bovenaan de aanslagbiljetten niet af te leiden dat de aanslagen zijn opgelegd door de Ontvanger, doch slechts dat de aanslagbiljetten door de Ontvanger zijn opgemaakt en verzonden. Het Gerecht heeft geen reden om aan te nemen dat de aanslagen niet zijn vastgesteld door de Inspecteur (vgl. de ten aanzien van belanghebbende gedane uitspraak RBB 30 januari 2015, nr. 2012/57890, ECLI:NL:ORBBACM:2015:8).
Motivering aanslag
2.11
Het bedrag van de aanslag of premie is een essentieel gegeven dat op het aanslagbiljet moet worden vermeld (zie HR 12 november 1997, nr. 32.556, BNB 1998/39 en HR 30 september 1998, nr. 33.264, BNB 1998/379). Belanghebbende kon op de onderhavige aanslagbiljetten het belastbaar en premie-inkomen zien, alsmede het bedrag van de verschuldigde belasting en premie, zodat aan voornoemde eis is voldaan.
2.12
Anders dan belanghebbende betoogt, staat het niet vermelden van de door hem genoemde gegevens, zoals de wettelijke grondslag of het van toepassing zijnde tarief, niet aan de rechtmatigheid van de aanslag in de weg. Een aanslag is namelijk een gebonden beschikking die rechtstreeks uit de wet voortvloeit, zodat de Inspecteur niet tot een nadere motivering is gehouden.
Late indiening stukken
2.13
Het Gerecht heeft alle ingediende stukken meegenomen bij de beoordeling van het onderhavige geschil. Beide partijen hebben voldoende gelegenheid gehad op elkanders stukken te reageren, zodat geen van de partijen in zijn procesvoering is bemoeilijkt.
Slotsom
2.14
Ook in hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, ziet het Gerecht geen aanleiding om te oordelen dat de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen IB en premie BVZ gegrond zijn. Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht die bezwaren daarom ongegrond verklaren.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

3.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.2
Verder is in onderhavige zaken geen griffierecht betaald, zodat dit evenmin vergoed hoeft te worden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar tegen de aanslag premie AVBZ niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen tegen het niet-tijdig beslissen op de bezwaren tegen de aanslagen IB en premie BVZ gegrond;
- verklaart de bezwaren tegen de aanslagen IB en premie BVZ ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. S. Verheijen en mr. D.J. Jansen, rechters, en uitgesproken op 26 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël-van der Biezen BSc.
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500