ECLI:NL:ORBBACM:2015:8
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- S. Verheijen
- T. Groeneveld
- A. Beukers-van Dooren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag grondbelasting en rechtsgeldigheid van de heffing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een aanslag grondbelasting die aan de belanghebbende, X te Curaçao, is opgelegd. De aanslag, gedateerd op 17 augustus 2011, werd door de Inspecteur der Belastingen gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende. De belanghebbende kwam op 4 september 2012 in beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 19 juli 2012. Tijdens de zitting op 13 november 2014 werd het geschil behandeld, waarbij de Inspecteur een vertoogschrift indiende. De belanghebbende betwistte de motivering van de uitspraak en stelde dat de aanslag niet door de bevoegde autoriteit was opgelegd, en dat er geen wettelijke basis meer was voor de heffing van eilandelijke opcenten na 10 oktober 2010.
De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat artikel 28 van de Grondbelastingverordening 1908 geen beletsel vormt voor het instellen van bezwaar en beroep, aangezien het bezwaar niet gericht was tegen de waarde van de onroerende zaak, maar tegen de rechtsgeldigheid van de heffing. De Raad concludeerde dat de aanslag bevoegdelijk was opgelegd door de Inspecteur, ondanks de vermelding van 'De Ontvanger' op het aanslagbiljet. De Raad oordeelde dat de Eilandsverordening van 22 december 1972, die opcenten op de grondbelasting regelt, ook na de inwerkingtreding van de Staatsregeling op 10 oktober 2010 van kracht bleef. Hierdoor was de juridische basis voor de heffing van opcenten op de aanslagen grondbelasting in Curaçao gewaarborgd.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep ongegrond, waarmee de uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd. De beslissing werd genomen in raadkamer door de rechters S. Verheijen, T. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, en werd openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.