Uitspraak
1.1. Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
het ondersteunen van commerciële activiteiten van deze aard, te weten een voor het algemeen publiek toegankelijk restaurant, niet past bij de taakstelling van Defensie en de huidige financiële werkelijkheid van onze organisatie. De huidige exploitatie gaat voorbij aan de bruikleenovereenkomst en de insteek van de Koninklijke Marine om wat extra’s te doen voor haar personeel op Curaçao in de vorm van een Marine watersportcentrum met een beperkte horeca ondersteuning van de vereniging.De reden voor beëindiging komt er dus op neer dat KM het niet langer in verhouding acht om als eigenaar wel kosten te hebben aan het groot onderhoud, terwijl zij anderzijds geconfronteerd wordt met een commerciële uitbating van haar terrein en faciliteiten, die verder gaat dan zij wenst. Deze reden is beredeneerd en valt onder ‘redelijke gronden’ voor beëindiging, zoals tussen partijen in artikel 1 lid 1 van het amendement overeengekomen. Dit geldt ook na het meewegen van de belangen van EMB. EMB heeft in dat kader aangegeven dat zij er op rekende dat de exploitatie van de Boathouse kon worden voortgezet. Zij betoogt in haar belangen te zijn aangetast nu KM deze voortzetting dwarsboomt. Zo heeft EMB in de loop der jaren geïnvesteerd in de onroerende zaak en heeft zij te maken met personeel dat voortijdig dient te worden afgevloeid. Het kan evenwel niet als verrassing zijn gekomen voor EMB dat KM de overeenkomst ging beëindigen na 10 jaar, nu de overeenkomst voor deze duur is gesloten. Bovendien wist EMB vanaf 2010, 6 jaar vóór de overeengekomen einddatum, dat onzeker was of de overeenkomst zou worden verlengd met eenzelfde periode als gevolg van het debat tussen partijen over de commerciële uitbating. Het betoog over dwingend eigen gebruik kan onbesproken worden nu (ook) op redelijke gronden tot beëindiging kan worden overgegaan.