ECLI:NL:OGEAC:2018:21

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 februari 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
CUR201702548 (voorheen AR 84116/2017)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid in letselschadezaak tegen medische instellingen en curator in faillissement

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.P.H. Pols, een letselschadevordering ingediend tegen de stichting Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos) en [verweerder], die als chirurg wordt beschuldigd van een medische fout. De eiser vordert een verklaring voor recht dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden, alsook een voorschot van NAf 75.000. De zaak is complex doordat Kliniek Dr J Taams B.V., waar de medische behandeling heeft plaatsgevonden, al voor de indiening van het verzoekschrift failliet was verklaard. De curator van Taams is in de procedure betrokken, maar is niet verschenen.

Eiser stelt dat de curator opnieuw moet worden opgeroepen, omdat de aansprakelijkheid van Taams al voor de faillietverklaring is vastgesteld. Het Gerecht oordeelt echter dat de curator niet opnieuw hoeft te worden opgeroepen, omdat de vordering van eiser een verifieerbare vordering is die moet worden ingediend ter verificatie in het faillissement. Het Gerecht verwijst naar de relevante wetgeving, waaronder artikel 3:276 BW en artikel 17 Fb, en concludeert dat er geen grond is om de curator opnieuw in rechte te betrekken. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord door Sehos en [verweerder].

De beslissing van het Gerecht is op 26 februari 2018 openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling, waarbij het verzoek tot wederoproeping van de curator werd afgewezen en de verdere procedure werd aangehouden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen
de stichting
STICHTING SINT ELISABETH HOSPITAAL,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
[VERWEERDER],
wonende in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Kock,
[curator],
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van KLINIEK DR J TAAMS B.V.,
kantoorhoudende in Curaçao,
verweerder,
niet verschenen.
Partijen zullen [eiser], Sehos, [verweerder] en de curator genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 30 oktober 2017, met producties;
- de akte zijdens [eiser], houdende verzoek tot wederoproeping van de curator;
- de antwoordakte van Sehos;
- de antwoordakte van [verweerder].
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
De onderhavige kwestie betreft een letselschadezaak. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [verweerder] als chirurg een medische fout heeft begaan, waarvoor ook Sehos en Kliniek Dr J Taams B.V. (hierna: Taams) aansprakelijk zijn. De vordering strekt, samengevat, tot verkrijging van een verklaring voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] als gevolg van de fout heeft geleden en nog zal lijden, en voorts tot hoofdelijke veroordeling van alle gedaagden tot betaling aan [eiser] van een voorschot van NAf 75.000.
2.2.
Taams is al voor het indienen van het inleidend verzoekschrift failliet verklaard. In het inleidend verzoekschrift is Taams “vertegenwoordigd door” de curator in rechte betrokken. Bij akte heeft [eiser] verklaard te hebben bedoeld dat de curator in hoedanigheid in de procedure wordt betrokken. Gelet op het vaststaande feit van het faillissement van Taams en op deze uitlating van [eiser], leest het gerecht het inleidend verzoekschrift op de door [eiser] voorgestane wijze. Om die reden is de curator als partij in de kop van dit vonnis vermeld.
2.3.
De curator is niet in het geding verschenen. [Eiser] meent dat de curator opnieuw moet worden opgeroepen. Hij wijst erop dat Taams al voor de faillietverklaring aansprakelijk is gesteld en dat een vordering inzake letsel en een medische fout zodanig verknocht is dat deze buiten de boedel om gaat, direct wordt uitgekeerd en niet concurrent is.
2.4.
Het gerecht volgt [eiser] niet in dit betoog. Ter toelichting overweegt het gerecht als volgt.
2.5.
Een schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen (artikel 3:276 BW). Het faillissement omvat in beginsel het gehele vermogen van de failliet, behalve de uit de wet voortvloeiende uitzonderingen (artikel 17 Fb). Tot die uitzonderingen behoort het recht op vergoeding van immateriële schade, tenzij ter zake een vordering is ingesteld (artikel 6:106 lid 2 BW). Geen grond bestaat voor het aannemen van een ruimere uitzondering op het uitgangspunt van artikel 17 Fb voor letselschadevorderingen, in die zin dat de aanspraak op vergoeding van materiële of immateriële letselschade buiten het faillissement valt (vergelijk HR 22 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8474). Aldus bestaat ook geen grond voor het oordeel dat vorderingen als hier bedoeld buiten de faillissementsboedel behoort te worden uitgekeerd.
2.6.
De onderhavige vordering is een verifieerbare vordering als bedoeld in artikel 22 Fb. Dit heeft tot gevolg dat de vordering tegen Taams slechts door middel van aanmelding ter verificatie kan worden ingediend. Geen grondslag bestaat om de curator in rechte te betrekken ter zake een verifieerbare vordering.
2.7.
Een en ander heeft tot gevolg dat geen grond bestaat om de curator opnieuw op te roepen. Het daartoe strekkende verzoek zal worden afgewezen.
2.8.
In de hoofdzaak zal de zaak naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord door Sehos en [verweerder].

3.De beslissing

Het Gerecht:

3.1.
wijst het verzoek tot wederoproeping van de curator af;
3.2.
verwijst de zaak naar de rol van
26 maart 2018voor conclusie van antwoord door Sehos en [verweerder];
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2018.