Uitspraak
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
5.BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen X B.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X B.V., had bezwaar gemaakt tegen een verzuimboete van Naf. 500 die was opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2013. De belanghebbende stelde dat aan haar geen aangiftebiljet was uitgereikt en dat de verzuimboete daarom niet terecht was opgelegd. Het Gerecht verklaarde het standpunt van de belanghebbende tardief, omdat dit pas ter zitting was ingebracht, terwijl het feitelijke aard had en eerder in het geding had kunnen worden gebracht. Het Gerecht oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat de belanghebbende niet had verzocht om gehoord te worden bij de uitspraak op bezwaar. Verder oordeelde het Gerecht dat voor het opleggen van de verzuimboete geen aanmaning vereist was, aangezien de winstbelasting bij voldoening op aangifte wordt geheven. Het Gerecht volgde de Inspecteur in zijn stelling dat de verzuimboete terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om tijdig aangifte te doen. De uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in een vergelijkbare zaak werd aangehaald ter ondersteuning van deze conclusie. Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.