In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies AVBZ. De belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van een NV, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslagen en boetes over de jaren 2007 tot en met 2010. De Inspecteur had de uitgaven van de NV als niet-zakelijk aangemerkt en daarop navorderingsaanslagen en boetes opgelegd. Tijdens de zitting op 8 februari 2018 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de kosten voor lidmaatschappen, utiliteitskosten, reis- en verblijfkosten, trainingen en congressen, en representatiekosten allemaal een zakelijk doel hadden. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de kosten niet voldoende waren onderbouwd.
Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de stelplicht en bewijslast had om aan te tonen dat de uitgaven niet zakelijk waren. Het Gerecht heeft per correctie beoordeeld of de Inspecteur aan zijn bewijslast had voldaan. Het Gerecht kwam tot de conclusie dat de Inspecteur niet kon terugkomen op eerder toegelaten kosten in de bezwaarfase. De boetes werden vernietigd omdat de Inspecteur niet voldoende had onderbouwd waarom deze waren opgelegd. Uiteindelijk heeft het Gerecht de uitdelingen vastgesteld op specifieke bedragen voor de jaren 2007 tot en met 2010 en de aanslagen inkomstenbelasting dienovereenkomstig verminderd. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.