ECLI:NL:OGEAC:2018:130

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
CUR201400386
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag grondbelasting en waardebepaling onroerende zaak in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 juni 2018 uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende tegen een aanslag in de grondbelasting voor het jaar 2012. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd naar een waarde van Naf. 461.000. Na een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, die de aanslag handhaafde, heeft de belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de procedure zijn verschillende stukken ingediend en zijn er zittingen gehouden. De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, die hij in 2010 had gekocht voor Naf. 461.000, en stelde dat de waarde te hoog was in verband met stankoverlast en luchtvervuiling van nabijgelegen bedrijven. De Inspecteur stelde daarentegen dat de waarde van de onroerende zaak op Naf. 326.000 moest worden vastgesteld. Het Gerecht oordeelde dat geen van beide partijen erin was geslaagd de door hen voorgestane waarde aannemelijk te maken. Uiteindelijk heeft het Gerecht de waarde in goede justitie vastgesteld op Naf. 300.000 en het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de aanslag werd verminderd naar de vastgestelde waarde.

Uitspraak

Uitspraak van 8 juni 2018
BBZ nr. CUR201400386
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [ straatnummer] te Willemstad voor het jaar 2012, met dagtekening 25 september 2012, een aanslag in de grondbelasting opgelegd naar een waarde van Naf. 461.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 19 oktober 2012 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 april 2014 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 3 juni 2014 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5
Belanghebbende heeft op 24 december 2015 een nader stuk ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 15 januari 2016 een verweerschrift ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft op 18 februari 2016 ambtshalve de aanslag verminderd naar een waarde van Naf. 390.000.
1.8
Een comparitiezitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ] en [ B ]. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht.
1.9
Belanghebbende heeft op 29 april 2016 en 21 maart 2017 nadere stukken ingediend.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2017. Belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Belanghebbende heeft niet verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ A ] en
[ B ]. Het Gerecht heeft het onderzoek ter zitting geschorst om belanghebbende in staat te stellen te reageren op het proces-verbaal van de zitting.
1.11
De griffier heeft op 15 mei 2017 het proces-verbaal aan belanghebbende toegestuurd met het verzoek om binnen drie weken te reageren. Op 21 juni 2017 heeft de griffier een herinneringsmail aan belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft op 12 juli 2017 per mail gereageerd op het proces-verbaal.
1.12
Naar het oordeel van het Gerecht is het onderzoek volledig geweest en kan een nader onderzoek ter zitting achterwege blijven. Belanghebbende heeft ervoor gekozen geen gevolg te geven aan de uitnodiging voor de zitting van 26 april 2017. Niettemin heeft het Gerecht belanghebbende alsnog in de gelegenheid gesteld om te reageren op het proces-verbaal van de zitting. Belanghebbende is door deze gang van zaken geenszins benadeeld. Het onderzoek kan worden gesloten.
1.13
De mondelinge behandeling op 26 april 2017 heeft plaatsgevonden ten overstaan van [ J ], [ D ] en [ I ]. Door defungeren van [ J ] en [ I ] kan deze uitspraak niet door hen worden gewezen. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Belanghebbende heeft daarop schriftelijk gereageerd. Gelet daarop is voldoende gewaarborgd dat hetgeen ter zitting is voorgevallen, is meegewogen bij de totstandkoming van deze uitspraak (vgl. 31 oktober 2014, nr. 13/04367, ECLI:NL:HR:2014:3076). Verder neemt het Gerecht in aanmerking dat belanghebbende niet aanwezig was op de zitting, zodat hij in ieder geval niet is benadeeld door de vervanging van de rechters. In dit geval weegt het belang van een voortvarende procesvoering zwaarder dan het belang van partijen om hun standpunt te mogen uiteenzetten ten overstaan van de rechters die over deze zaak hebben geoordeeld. In dat verband weegt mee dat de zaak eenvoudig van aard is, dat het financiële belang relatief beperkt is, dat sedert de indiening van het beroepschrift al meer dan vier jaren zijn verstreken, dat reeds een comparitiezitting en een mondelinge behandeling hebben plaatsgevonden, dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op het proces-verbaal dat is opgemaakt van de mondelinge behandeling, en dat mitsdien niet te verwachten is dat in deze uitspraak niet wordt beslist op alle geschilpunten die bij de mondelinge behandeling aan de orde zijn gekomen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaande woning gelegen op een perceel met een oppervlakte van 565 m². De onroerende zaak is gelegen in de wijk [ HS].
2.2
Belanghebbende heeft de onroerende zaak in 2010 gekocht voor Naf. 461.000.
2.3
Voor de tijdvakken 2002-2006 en 2007-2011 was de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op Naf. 199.500.
2.4
Belanghebbende is het niet eens met de voor het jaar 2012 vastgestelde waarde van Naf. 390.000.
2.5
In 2014 is de grondbelasting vervangen door de onroerendezaakbelasting. In dat verband zijn alle percelen opnieuw gewaardeerd door externe taxateurs. De waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2014 is daarbij vastgesteld op Naf. 326.000
2.6
In zijn nader stuk van 21 maart 2017 heeft belanghebbende geschreven dat hij de onroerende zaak te koop heeft aangeboden, dat er een bod is uitgebracht van Naf. 269.000, maar dat hij dit bod te laag vindt.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2012.
3.2
Belanghebbende betoogt dat bij de waardevaststelling onvoldoende rekening is gehouden met de stankoverlast en luchtvervuiling door de [ A] -raffinaderij en illegale vuilverbranding en met de overlast door de nabijgelegen kippenboerderij. Belanghebbende staat een waarde voor van Naf. 150.000.
3.3
Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat de ligging van de onroerende zaak ten opzichte van de kippenboerderij hem niet eerder bekend was, dat belanghebbende daarvan toch last zal ondervinden en dat hij daarom bereid is de waarde te verminderen tot Naf. 326.000.
3.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de door belanghebbende in 2010 betaalde koopsom van Naf. 461.000 niet de waarde van de onroerende zaak weergeeft.
3.5
Belanghebbende concludeert tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een vermindering van de aanslag naar een vastgestelde waarde van de onroerende zaak van Naf. 150.000.
3.6
De Inspecteur concludeert eveneens tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een vermindering van de aanslag naar een vastgestelde waarde van de onroerende zaak van Naf. 326.000.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Op grond van artikel 10 Grondbelastingverordening 1908 wordt de waarde gesteld op de verkoopwaarde van de onroerende zaak of, indien deze niet is te bepalen, door vergelijking afgeleid uit de verkoopwaarde van andere onroerende zaken van dezelfde of meest nabijkomende soort op hetzelfde eiland, in hetzelfde of een naburig gelijksoortig district gelegen.
4.2
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.3
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van Naf. 326.000 heeft de Inspecteur ter zitting erop gewezen dat op basis van de vergelijkingsmethode een gelijksoortige in dezelfde wijk gelegen woning als vergelijkingsobject is gebruikt. In dat verband heeft de Inspecteur een verkoopprijs van Naf. 445.000 genoemd.
4.4
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur geenszins erin is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2012 niet te hoog heeft vastgesteld. De Inspecteur heeft op generlei wijze inzichtelijk gemaakt op welke wijze de verkoopprijs van het ter zitting genoemde vergelijkingsobject kan worden herleid tot de door hem voorgestane waarde voor de onroerende zaak van Naf. 326.000. Zo is van de onroerende zaak niet eens het bouwjaar en de woonoppervlakte bekend en is van het vergelijkingsobject geen adres en geen enkel kenmerk bekend.
4.5
Dit betekent overigens niet dat de door belanghebbende bepleite waarde zonder meer als juist kan worden aanvaard (vgl. HR 14 oktober 2005, nr. 40.299, ECLI:NL:HR:2005: AU4300). Naar het oordeel van het Gerecht heeft ook belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bepleite waarde van Naf. 150.000 juist is. Ook deze waarde is immers op geen enkele wijze onderbouwd.
4.6
Belanghebbendes verwijzing naar de waarde die voor een vorig tijdvak aan de onroerende zaak is toegekend, mist betekenis. De waarde van een onroerende zaak wordt voor elk vijfjarig tijdvak opnieuw bepaald aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond het begin van dat tijdvak hebben voorgedaan, met voorbijgaan aan de waarde die voor een vorig tijdvak aan de onroerende zaak is toegekend. Ieder tijdvak dient de Inspecteur de waarde opnieuw vast te stellen, bijvoorbeeld met behulp van door hem aangedragen vergelijkingsobjecten. De waardestijging ten opzichte van het vorige tijdvak doet dan ook niet ter zake.
4.7
Nu geen van beide partijen erin is geslaagd de door hem voorgestane waarde aannemelijk te maken, stelt het Gerecht, gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, de waarde in goede justitie vast op Naf. 300.000.
4.8
Gelet op het vorenstaande wordt het beroep van belanghebbende gegrond verklaard.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten nu deze zijn gesteld noch gebleken.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag naar een vastgestelde waarde van de onroerende zaak van Naf. 300.000.
Deze uitspraak is gegeven door mrs. M.M. de Werd, voorzitter, J. Sap en A.J.H. van Suilen, leden, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: Naf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: Naf. 500
In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.