ECLI:NL:OGEAC:2018:113

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR2017V01, CUR2017V03 t/m CUR2017V12
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 22 mei 2018 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 13 juni 2017. Belanghebbende had beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen die op 7 augustus 2015 waren opgelegd over de jaren 2010 tot en met 2013. Het Gerecht had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat belanghebbende niet eerst bezwaar had aangetekend. Belanghebbende heeft vervolgens op 10 augustus 2017 verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat zij wel degelijk bezwaar had gemaakt. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de ingediende correspondentie geen bezwaarschrift bevatte en dat het beroep terecht als niet-ontvankelijk was beoordeeld. Het Gerecht heeft ook overwogen dat de aard van de zaak en het procesverloop geen aanleiding gaven om een zitting te houden. Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzet ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen twee maanden hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 22 mei 2018
BBZ nrs. CUR2017V01, CUR2017V03 t/m CUR2017V12
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het verzet van:
X, wonende te Curaçao,
Belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 7a Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) gedane uitspraak van dit Gerecht van 13 juni 2017, nummers CUR201500774 tot en met CUR201500785, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur der Belastingen te Curaçao.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 7 augustus 2015 over de jaren 2010 tot en met 2013 navorderingsaanslagen opgelegd in de inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en premie AVBZ. Tegelijkertijd met de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2010 tot en met 2013 zijn boetebeschikkingen opgelegd.
1.2
Belanghebbende is bij brief van 12 oktober 2015, ingekomen op 16 oktober 2015, tegen de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen in beroep gekomen. Op 19 november 2015 is belanghebbende nogmaals daartegen in beroep gekomen.
1.3
Op 6 oktober 2016 heeft een comparitie plaatsgevonden.
1.4
Het Gerecht heeft op 13 juni 2017 uitspraak gedaan en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende niet eerst bezwaar heeft aangetekend maar onmiddellijk in beroep is gekomen tegen de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen.
1.5
Belanghebbende heeft op 10 augustus 2017 tegen de uitspraak van het Gerecht verzet aangetekend. Bij het verzetschrift heeft belanghebbende correspondentie gevoegd waaruit zou blijken dat bezwaren zijn ingediend tegen de onderhavige navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen.
1.6.
Belanghebbende heeft in het verzetschrift niet gevraagd om te worden gehoord. Belanghebbende heeft in het verzetschrift evenmin afstand gedaan van het recht om over het verzet te worden gehoord. Het beroep ziet mede op aan belanghebbende opgelegde boetes. Dit brengt mee dat het Gerecht moet onderzoeken of het vereiste van een behoorlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM aanleiding geeft belanghebbende ambtshalve uit te nodigen om op een zitting te worden gehoord naar aanleiding van het verzet (vgl. HR 8 september 2017, nr. 17/01242, ECLI:NL:HR:2017:2261). Naar het oordeel van het Gerecht nopen de aard en inhoud van de zaak, alsmede de wijze waarop het proces tot dusver is verlopen, waaronder de gehouden comparitie, niet tot het houden van een zitting.

2.BEOORDELING VAN HET VERZET

2.1
Op grond van artikel 31 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) in samenhang met artikel 29 ALL, moet eerst verplicht een bewaarprocedure worden gevoerd voordat beroep kan worden ingesteld ter zake van opgelegde belastingaanslagen en boetebeschikkingen.
2.2
Belanghebbende heeft bij brief van 12 oktober 2015 onmiddellijk beroep ingesteld tegen de opgelegde navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen. Dit heeft tot gevolg dat dit beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Anders dan belanghebbende stelt, is in de correspondentie die bij het verzetschrift is gevoegd, niet op enigerlei wijze een bezwaarschrift tegen de onderhavige navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen te onderkennen. Het beroep is dan ook terecht beoordeeld als kennelijk niet-ontvankelijk.
2.3
Het Gerecht heeft ervan afgezien het – als bezwaarschrift aan te merken – beroepschrift aan de Inspecteur door te zenden. Daarbij is in aanmerking genomen dat gelet op de datum van binnenkomst van het als bezwaarschrift aan te merken beroepschrift, dit niet binnen de bezwaartermijn van twee maanden is ingediend. Evenmin zijn feiten of omstandigheden gebleken die meebrengen dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Dit zou betekenen dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard, zodat doorzending naar de Inspecteur geen zin zou hebben. Deze gang van zaken kan uit overwegingen van proces-economie worden aanvaard.
2.4
Gelet op het vorenstaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. dr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. W.J. Noordhuizen en mr. J. Sap in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M Faro MSc. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Gelet op het bepaalde in artikel 17a in samenhang met de artikelen 7b en 14 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, kan tegen deze uitspraak op verzet binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep worden ingesteld bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500