ECLI:NL:OGEAC:2017:98

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600383 t/m CUR201600385
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2011. De belanghebbende, wonende te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die op 7 juni 2013 waren opgelegd. De Inspecteur der Belastingen had de bezwaren op 22 april 2016 afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 28 juni 2017 verklaarde de Inspecteur dat de aanslagen kort voor de zitting waren verminderd in overeenstemming met de door de belanghebbende aangegeven bedragen. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verminderde de aanslagen overeenkomstig de aangegeven bedragen.

De belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding, maar het Gerecht oordeelde dat er geen kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen, zoals vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Wel had de belanghebbende recht op vergoeding van het griffierecht, aangezien het beroep gegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter D.J. Jansen en de griffier was M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na toezending van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 27 juli 2017
BBZ nrs. CUR201600383 t/m CUR201600385
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 7 juni 2013 voor het jaar 2011 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf. 51.566 en een premie inkomen van Naf. 53.552.
1.2
Belanghebbende is op 21 juni 2013 tegen de aanslagen in bezwaar gekomen. De Inspecteur heeft bij uitspraken van 22 april 2016 de bezwaren afgewezen.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 20 juni 2016 in beroep gekomen. Hierbij is griffierecht betaald van Naf. 50.
1.4
De zaken zijn behandeld ter zitting van 28 juni 2017, waarbij belanghebbende in persoon is verschenen en namens de Inspecteur [ A ].

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

2.1
Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar een belastbaar inkomen aangegeven van Naf. 34.519. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de aanslagen kort voor de zitting in overeenstemming met de door belanghebbende in het aangiftebiljet aangegeven bedragen zijn verminderd. Belanghebbendes beroep is derhalve gegrond.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding.
In artikel 15, lid 2 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LLB) is bepaald dat de regels over de kosten en de wijze van de berekeningen van de hoogte daarvan, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (zie ook Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Gesteld noch gebleken is dat van kosten zoals bedoeld in voormeld artikel sprake is. Belanghebbende komt derhalve niet in aanmerking voor een proceskostenvergoeding.

4.GRIFFIERECHT

4.1
In artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. Het beroep inzake de inkomstenbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ over het jaar 2011 is gegrond zodat belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht.

5.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslagen overeenkomstig de door belanghebbende aangegeven bedragen aan belastbaar en premie-inkomen;
  • gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van
Naf. 50 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).