ECLI:NL:OGEAC:2017:97

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201500237, CUR1500239 en CUR1500240
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in een beroep van een belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en premie BVZ over het jaar 2013. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslagen die op 20 maart 2015 waren opgelegd, en was in beroep gekomen tegen het uitblijven van uitspraken op bezwaar. De Inspecteur der Belastingen had de aanslagen verminderd, maar geen kostenvergoeding toegekend voor de bezwaarfase. De belanghebbende stelde dat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig had gehandeld door zonder voorafgaand contact aanslagen op te leggen die afweken van de aangifte.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet ernstig onzorgvuldig had gehandeld, omdat de belanghebbende geen bewijsstukken had meegestuurd bij de aangifte, ondanks dat dit expliciet was gevraagd. Het Gerecht stelde vast dat de belanghebbende de juiste bedragen had opgegeven, maar dat de Inspecteur niet verplicht was om contact op te nemen voor bewijsstukken. De uitspraak concludeerde dat er geen recht bestond op een kostenvergoeding in de bezwaarfase, en verklaarde het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting en BVZ ongegrond, terwijl het beroep inzake de aanslag AOV/AWW gegrond werd verklaard. De aanslag AOV/AWW werd verminderd tot Naf. 6.662 en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van Naf. 700.

Uitspraak

Uitspraak van 27 juli 2017
BBZ nrs. CUR201500237, CUR1500239 en CUR1500240
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 20 maart 2015 aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en premie BVZ opgelegd over het jaar 2013.
1.2
Belanghebbende heeft op 18 mei 2015 bezwaar ingediend tegen de aanslagen.
1.3
Belanghebbende is tegen het uitblijven van uitspraken op bezwaar op 17 mei 2016 in beroep gekomen. Hij heeft daarbij een bedrag van Naf. 50 aan griffierecht voldaan.
1.4
Bij uitspraken op bezwaar van 20 mei 2016 zijn de aanslagen verminderd.
1.5
De Inspecteur heeft op 6 april 2017 verweerschriften ingediend.
1.6
De zaak is behandeld ter zitting van 24 april 2017 te Willemstad, waarbij zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, [ A ], bijgestaan door [ B ], verbonden aan [ Z ] en namens de Inspecteur, [ C ]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en aan het Gerecht en de wederpartij overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 1 april 2014 een aangiftebiljet inkomstenbelasting en premieheffing over het jaar 2013 uitgereikt.
2.3
Belanghebbende heeft het hiervoor genoemde aangiftebiljet op 22 november 2014 ingediend. Hierin geeft hij aan dat hij en zijn echtgenote zich op 6 augustus 2013 in Curacao hebben gevestigd en dat zij voorheen in [ Q ] woonden (vraag 1c aangiftebiljet). De aangifte luidt, voor zover van belang, als volgt (bedragen in Naf.):
 Inkomsten uit dienstbetrekking 75.500 inhoudingen:
[ W B.V. ] * loonbelasting 25.402
* AOV/AWW 7.158
* AVBZ 1.516 * BVZ 5.120
  • Inkomen minderjarige kinderen 820
  • Persoonlijke lasten:
* eigen woning:
 rente etc. 11.441
 premies brandverzekering 1.972
* rente en kosten geldlening
5
18.413
Belastbaar inkomen 57.907
Als bewijsstuk voor het ontvangen loon en de gepleegde inhoudingen heeft belanghebbende een loonbelastingkaart bij de aangifte gevoegd, waarin dezelfde bedragen zijn vermeld als in de aangifte. Tevens is daarop vermeld dat de werknemer van 1 augustus tot 31 december 2013 in dienst was bij [ W B.V. ] Belanghebbende heeft bij de aangifte geen bewijsstukken met betrekking tot de persoonlijke lasten gevoegd.
2.4
De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen van de aangifte afgeweken. Hij heeft de persoonlijke lasten niet in aftrek toegelaten en hij heeft de inhouding loonbelasting verlaagd van Naf. 25.402 naar Naf. 13.390. Het belastbaar inkomen is door de Inspecteur vastgesteld op Naf. 57.907 +/+ Naf. 18.413 = Naf. 76.320. In de afwijkingsbrief, gedateerd 20 maart 2015 is hierover het volgende opgemerkt:
“Om in aanmerking te komen voor aftrek van hypotheekrente, brandverzekering en rente op persoonlijke leningen moet u de rentebrieven en/of bewijs van de verrichte betalingen indienen. Door gebrek aan deze bewijsstukken zijn deze posten volledig gecorrigeerd. De ingehouden loonbelasting is zeer hoog in vergelijking met de loonbelasting/inkomstenbelasting tabel. Uw werkgever heeft zijn verzamelloonstaat niet ingediend. De controlre op juistheid van de door u opgevoerde gegevens kan niet plaats vinden. De loonbelasting is daarom vastgesteld op fl. 13390,=.”
Naar het Gerecht begrijpt heeft de Inspecteur alvorens de aanslagen op te leggen geen contact opgenomen met belanghebbende.
2.5
Belanghebbende heeft op 18 mei 2015 bezwaar aangetekend tegen de opgelegde aanslagen. Hij heeft daarbij tevens verzocht om een vergoeding van de in de bezwaarfase daadwerkelijk gemaakte kosten, zijnde Naf. 250. Bij het bezwaar zijn bewijsstukken met betrekking tot de persoonlijke lasten gevoegd.
2.6
De Inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en daarbij de aanslagen inkomstenbelasting en premie BVZ verminderd conform de aangifte en de in bezwaar gemaakte berekening. De aanslag premie AOV/AWW is bij uitspraak op bezwaar gedeeltelijk verminderd. Ter zitting heeft de Inspecteur toegezegd, en belanghebbende heeft hiermee ingestemd, de betreffende aanslag verder te verminderen tot Naf. 6.662. De Inspecteur heeft geen vergoeding voor de door belanghebbende in bezwaar gemaakte kosten toegekend.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is uitsluitend de vraag of belanghebbende recht heeft op vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten. De Inspecteur vindt van niet. Voorwaarde voor een bezwaarkostenvergoeding is dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslagen ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld. Mogelijk heeft de Inspecteur onzorgvuldig gehandeld, maar van ernstig onzorgvuldig handelen is volgens de Inspecteur geen sprake. Belanghebbende vindt dat de Inspecteur ernstig onzorgvuldig gehandeld heeft door, zonder eerst gegevens op te vragen, aanslagen op te leggen die afwijken van de juist gedane aangifte, terwijl de aangifte juist was.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist (artikel 32a, lid 2 ALL). Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht zal dus moeten beoordelen of de Inspecteur bij het opleggen van de aanslagen ernstig onzorgvuldig gehandeld heeft.
4.2
Het Gerecht stelt voorop dat niet in geschil is dat belanghebbende naar de juiste bedragen aangifte heeft gedaan en dat dus, achteraf bezien, bij het opleggen van de aanslagen ten onrechte correcties zijn aangebracht. Belanghebbende acht dat ernstig onzorgvuldig. De Inspecteur heeft verdedigd dat van ernstig onzorgvuldig handelen geen sprake is nu belanghebbende geen bewijsstukken van de persoonlijke lasten bij de aangifte had gevoegd, hetgeen hij wel had moeten doen. Als belastingplichtigen hun bewijsstukken niet bijvoegen en als ze allemaal opgebeld moeten worden voor bewijsstukken dan ontstaat in de ogen van de Inspecteur een onwerkbare situatie met grote achterstanden. Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
4.3
Aan belanghebbende is een aangiftebiljet inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen uitgereikt. In artikel 6, lid 3 ALL is bepaald dat in het aangiftebiljet opgave wordt verlangd van gegevens en overlegging of toezending van gegevensdragers kan worden gevraagd waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn. Ingevolge het vierde lid van artikel 6 ALL dient eenieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt aangifte te doen door dit biljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden, in te leveren.
4.4
In het aan belanghebbende uitgereikte aangiftebiljet bevat rubriek 15 een gespecificeerd overzicht van de persoonlijke lasten. Onder aan de rubriek staat in het biljet vermeld:
“Let op! Stuur de bewijsstukken mee!”Het Gerecht overweegt dat het opnemen in het aangiftebiljet van laatstgenoemde passage gerechtvaardigd is en past binnen de reikwijdte van artikel 6, lid 3 ALL nu kennisneming daarvan van belang kan zijn voor de heffing van inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft in rubriek 15 de in 2.3 genoemde rente en kosten eigen woning, premies brandverzekering en rente en kosten van geldlening opgevoerd, maar hij heeft ter zake geen bewijsstukken meegestuurd. Nu in het aangiftebiljet uitdrukkelijk gevraagd is om het meesturen van de bewijsstukken en nu belanghebbende dat nagelaten heeft handelt de Inspecteur naar het oordeel van het Gerecht niet ernstig onzorgvuldig door de opgevoerde bedragen niet in aftrek toe te laten.
4.5
Het Gerecht voegt hier ambtshalve nog wel het volgende aan toe. Dat geen sprake is van ernstig onzorgvuldig handelen neemt niet weg dat het vele malen beter ware geweest indien de Inspecteur voorafgaand aan het toepassen van de correctie contact had opgenomen met belanghebbende en alsnog gevraagd had naar de bewijsstukken. Een dergelijke werkwijze past aanzienlijk beter bij een organisatie als de Belastingdienst, bij wie dienstverlening hoog in het vaandel dient te staan.
4.6
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen tevens ten onrechte het bedrag van de in de aangifte opgenomen ingehouden loonbelasting gecorrigeerd. De Inspecteur heeft die correctie in haar afwijkingsbrief van 20 maart 2015 gemotiveerd door te stellen dat de ingehouden loonbelasting zeer hoog is in vergelijking met de loonbelasting/inkomstenbelastingtabel en voorts dat de werkgever zijn verzamelloonstaat niet heeft ingediend zodat de controle op juistheid van de opgevoerde gegevens niet kan plaats vinden. Het tweede argument is onjuist, zoals ook de Inspecteur heeft toegegeven. Met betrekking tot het eerste argument overweegt het Gerecht het volgende.
4.7
Er is inderdaad een relatief hoog bedrag aan loonbelasting ingehouden. Dit vindt zijn verklaring in het feit dat belanghebbende pas vanaf augustus 2013 woonachtig is in Curaçao, hetgeen duidelijk in de aangifte is opgenomen. In artikel 12 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 staat dat, indien de belastingplicht slechts een deel van het jaar bestaat, ter berekening van de verschuldigde belasting, herleiding dient plaats te vinden naar een voljaarsinkomen. Door deze bepaling is de over het belastbaar inkomen verschuldigde belasting voor iemand die maar een deel van het jaar op het eiland woont hoger dan voor iemand met hetzelfde belastbaar inkomen die het gehele jaar op het eiland woont. Dit heeft de aanslagregelaar miskend, hetgeen hem is aan te rekenen. De aanslagregelaar had bovendien bij gerezen twijfel over de juistheid van de inhouding contact op moeten nemen met de belanghebbende om zo meer duidelijkheid te verkrijgen. Door dat niet te doen maar in plaats daarvan “zomaar” een correctie op de inhouding aan te brengen handelt de aanslagregelaar naar het oordeel van het Gerecht onzorgvuldig. Echter, van ernstig onzorgvuldig handelen acht het Gerecht in dit specifieke geval geen sprake.
Het Gerecht overweegt dat een aanslagregelaar in zijn algemeenheid niet ernstig onzorgvuldig handelt indien hij, zonder daarover contact op te nemen met de belastingplichtige, gemotiveerd afwijkt van de aangifte en hij die motivering ook kenbaar maakt aan de belastingplichtige, waarmee hij voldoet aan de eis van artikel 10, lid 1 ALL. De enkele omstandigheid dat het standpunt van de aanslagregelaar onjuist is, kennelijk als gevolg van een beoordelingsfout, maakt het handelen naar het oordeel van het Gerecht niet ernstig onzorgvuldig.
4.8
Het vorenstaande leidt ertoe dat geen sprake is van ernstig onzorgvuldig handelen en dat dus geen recht bestaat op een kostenvergoeding in de bezwaarfase. Het beroep met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting en BVZ is dan ook ongegrond. Omdat de Inspecteur heeft toegezegd de aanslag AOV/AWW te verminderen overeenkomstig de berekening van de gemachtigde van belanghebbende is het beroep met betrekking tot die aanslag gegrond.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING

5.1
Met ingang van het jaar 2016 is in de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) de wettelijke grondslag voor de kostenvergoeding in beroepsfase in artikel 15 LBB geregeld. Het Gerecht is gelet op het vorenstaande bevoegd om de Inspecteur te veroordelen in de kosten van beroep die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken. Nu het beroep met betrekking tot de aanslag AOV/AWW gegrond is zal het Gerecht in die zaak daartoe ook overgaan.
5.2
De regels over de kosten en de wijze van de berekening van de hoogte daarvan, zoals is bedoeld in het tweede lid van artikel 15 van de LBB, zijn echter nog niet vastgesteld. Het Gerecht zal de kosten zelf bepalen en zal hiervoor aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (zie ook Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). Ingevolge artikel 2, eerste lid, sub a van dit Besluit en de daarbij behorende bijlage worden de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op forfaitaire wijze berekend. Ter zitting heeft belanghebbende verzocht om toekenning van deze forfaitaire vergoeding. De Inspecteur heeft aangevoerd dat de daadwerkelijk gemaakte kosten lager zijn dan de forfaitair berekende kosten en dat de vergoeding dan in redelijkheid tot dat lagere bedrag beperkt moet worden. Belanghebbende heeft dit ter zitting betwist en gesteld dat de kosten inmiddels hoger zijn geworden dan ten tijde van de indiening van het beroep. Het Gerecht stelt vast dat er onduidelijkheid is over de hoogte van de daadwerkelijk gemaakte kosten en overweegt dat juist ter voorkoming van dergelijke discussies een forfaitaire regeling wordt toegepast.
5.3
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 15 LBB in verbinding met het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, vast op Naf. 700 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van Naf. 700 en een wegingsfactor van ½. Het Gerecht hanteert een wegingsfactor van ½ omdat het beroep slechts gegrond is verklaard vanwege een fout in de berekening van de aanslag premie AOV/AWW.

6.GRIFFIERECHT

In artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. Het beroep inzake de premieheffing AOV/AWW is gegrond zodat belanghebbende recht heeft op vergoeding van het griffierecht.
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

7.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen inkomstenbelasting 2013 en BVZ 2013 ongegrond;
  • verklaart het beroep inzake de aanslag AOV/AWW gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag AOV/AWW;
  • vermindert de aanslag AOV/AWW tot Naf 6.662;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Naf. 700;
  • gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van
Naf. 50 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen.
De griffier, De rechter,
Afschrift zijn per post/per e-mail op …………………………………. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).