Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
Naf. 13.638 12.928 12.884
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
‘pensioenen en soortgelijke inkomsten genoten door een inwoner van de landen ter zake van vroeger binnen een van de andere landen verrichte niet-zelfstandig arbeid (…) mogen worden belast in eerstbedoeld land’.
aan een van de andere landen,deze inkomensbestanddelen belasten, maar moet een tegemoetkoming verlenen ter voorkoming van de dubbele belasting die dan optreedt. In het onderhavige geval is het heffingsrecht echter toegewezen aan de woonstaat zelf. Een tegemoetkoming door de woonstaat ter vermijding van dubbele belasting is alsdan niet aan de orde. De Inspecteur heeft de pensioenuitkering dan ook terecht in het inkomen begrepen en zij hoeft ter zake geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. Het Gerecht heeft hiervoor (4.1) geoordeeld dat het belastbaar inkomen correct is vastgesteld. Nu gesteld noch gebleken is dat de aanslagen op andere gronden onjuist zijn berekend, oordeelt het Gerecht dat de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Het beroep is in zoverre ongegrond.