ECLI:NL:OGEAC:2017:79

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600653 tot en met CUR201600656 en CUR201600730 tot en met CUR201600734
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van X N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De zaak betreft naheffingsaanslagen loonbelasting en AVBZ over de jaren 2007 tot en met 2010, alsook een naheffingsaanslag AOV/AWW over het jaar 2008, die op 21 december 2012 zijn opgelegd. X N.V. heeft op 23 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en de bijbehorende boetebeschikkingen. De Inspecteur heeft de aanslagen en boetes op 31 augustus en 20 september 2016 verminderd, waarna X N.V. op 16 en 28 september 2016 in beroep is gegaan tegen deze verminderingsbeschikkingen.

Tijdens de zitting op 30 juni 2017 heeft de gemachtigde van X N.V. aangevoerd dat er mondeling bezwaar was gemaakt, maar dat dit niet schriftelijk was ingediend. Het Gerecht heeft vastgesteld dat een rechtsgeldig bezwaar schriftelijk moet worden ingediend, zoals bepaald in artikel 29, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL). Het Gerecht oordeelt dat de belastingplichtige niet aannemelijk heeft gemaakt dat er binnen de termijn van twee maanden na dagtekening van de aanslagen mondeling bezwaar is gemaakt. Hierdoor is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 6 juli 2017, waarbij het beroep gegrond is verklaard, de uitspraken op bezwaar zijn vernietigd en de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard. De Inspecteur is opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. Dit besluit is van belang voor de rechtsgeldigheid van bezwaarschriften in belastingzaken en de verplichting van de Inspecteur om belastingplichtigen te wijzen op de noodzaak van schriftelijke indiening van bezwaren.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juli 2017
BBZ nrs. CUR201600653 tot en met CUR201600656 en CUR201600730 tot en met CUR201600734
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 21 december 2012 naheffingsaanslagen loonbelasting en AVBZ over de jaren 2007 tot en met 2010 en een naheffingsaanslag AOV/AWW over het jaar 2008 opgelegd. Tegelijkertijd met de aanslagen zijn bij beschikking boetes opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 23 mei 2016 tegen de aanslagen en de
boetebeschikkingen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op respectievelijk 31 augustus 2016 (loonbelasting 2007 tot en met 2010) en 20 september 2016 (AVBZ 2007 tot en met 2010 en AOV/AWW 2008) uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen en boetes verminderd.
1.4
Belanghebbende is op respectievelijk 16 september 2016 (loonbelasting 2007 tot en met 2010) en 28 september 2016 (AVBZ 2007 tot en met 2010 en AOV/AWW 2008) tegen de verminderingsbeschikkingen in beroep gekomen. Zij heeft daarbij een bedrag van 2 maal Naf. 150 = Naf. 300 aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 23 juni 2017 verweerschriften ingediend.
1.6
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting op 30 juni 2017 te Willemstad. Aldaar zijn op die datum verschenen namens belanghebbende A en de gemachtigde mr. B en namens de Inspecteur mr. C.

2.ONTVANKELIJKHEID BEZWAAR

2.1
Ingevolge artikel 29, lid 1 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) kan de belastingplichtige binnen twee maanden na dagtekening van de voor bezwaar vatbare beschikking een bezwaar indienen bij de Inspecteur. Belanghebbende heeft de bezwaarschriften na die termijn en dus te laat ingediend.
2.2
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat men, toen de aanslagen in 2012 werden opgelegd, contact heeft gezocht met de belastingdienst en in overleg is getreden. Hij was toentertijd zelf nog niet betrokken bij belanghebbende, maar naar hij begreep is het overleg stil komen te vallen door het overlijden van de medewerker van de belastingdienst. Pas in 2016 is een vervolg gegeven aan het overleg en toen is de gemachtigde erbij betrokken geraakt. Volgens belanghebbende is er dus wel degelijk na het opleggen van de aanslagen bezwaar gemaakt, maar is dat enkel niet schriftelijk gebeurd. Het had de belastingdienst gesierd om belanghebbende te wijzen op het feit dat schriftelijk bezwaar gemaakt moest worden.
2.3
Het Gerecht stelt voorop dat een rechtsgeldig bezwaar schriftelijk moet worden ingediend. Dit blijkt uit artikel 29, lid 1 ALL waarin gesproken wordt over het indienen van een bezwaar
schrift. Deze eis draagt ertoe bij bewijsrechtelijke discussies te vermijden (vergelijk Hoge Raad 26 maart 2010, nr. 09/01089, ECLI:NL:HR:2010:BL8875). Het voorgaande neemt naar het oordeel van het Gerecht niet weg dat, in het geval mondeling bezwaar wordt gemaakt, een behoorlijke taakvervulling van de Inspecteur met zich meebrengt dat deze de belastingplichtige erop wijst dat een rechtsgeldig bezwaar slechts schriftelijk kan worden ingediend. Als dit niet gebeurt dan kan dat ertoe leiden dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar achterwege moet blijven. Naar het Gerecht begrijpt stelt belanghebbende zich op het standpunt dat deze situatie zich hier voordoet. Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
2.4
Bij een situatie zoals hiervoor geschetst kan het Gerecht slechts overgaan tot ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift indien de mondelinge bezwaren gemaakt zijn binnen 2 maanden na dagtekening van de aanslagen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende niet gesteld, noch aannemelijk gemaakt, noch een begin van bewijs geleverd dat zij binnen 2 maanden na dagtekening van de aanslagen contact heeft opgenomen met de fiscus en mondeling haar bezwaren tegen de aanslagen heeft geuit. Belanghebbendes opmerkingen daarover zijn daarvoor te vaag en te algemeen van aard. De stelling dat men na het opleggen van de aanslagen contact heeft opgenomen met de fiscus biedt onvoldoende steun voor het standpunt dat dat ook binnen 2 maanden na dagtekening van de aanslagen gebeurd is. Ook overigens bieden de stukken hiervoor geen enkel aanknopingspunt. Gelet hierop leidt het standpunt van belanghebbende niet tot ontvankelijkheid van het bezwaar.
2.5
Belanghebbende heeft overigens geen argumenten aangevoerd die ertoe zouden moeten leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Derhalve dienen de bezwaarschriften niet ontvankelijk te worden verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling van de zaken komt het Gerecht niet toe. De Inspecteur heeft de bezwaarschriften ontvankelijk geacht. In zoverre is het beroep gegrond.
2.6
Nu het beroep gegrond is dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 18, lid 5 van de Landsverordening Beroep in belastingzaken, het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk;
  • draagt de Inspecteur op het griffierecht groot Afl. 300 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/per e-mail op aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).