In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende, N.V., had op 30 september 2014 een naheffingsaanslag ontvangen van Naf. 60.426 over de maand januari 2014. Na bezwaar door de belanghebbende op 12 november 2014, handhaafde de Inspecteur der Belastingen de aanslag op 10 september 2015. De belanghebbende ging vervolgens in beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure bleek dat de naheffingsaanslag was verminderd naar nihil, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende geen belang meer had bij het beroep, aangezien de aanslag was teruggebracht naar nihil. Daarnaast werd het verzoek om vergoeding van kosten in de bezwaarfase afgewezen, omdat de belanghebbende in de bezwaarfase niet om een kostenvergoeding had verzocht. De uitspraak concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was voor zover het betrekking had op de aanslag en ongegrond voor wat betreft de kostenvergoeding.